Nog tot de kerstdagen!

De Kerstgeschiedenis door Peter en Rolanda Noordzij

Wanneer men kerst begon te vieren.

Hoewel het misschien raar klinkt, moeten we eerst stellen dat kerst in de eerste periode van het christendom helemaal niet bestond. Er werd door de christenen die de eerste 200 jaar na Christus leefden geen kerst gevierd. Er was in die tijd niemand die zich bezig hield met ‘het kindje Jezus’ of de ‘geboortedag’ van Jezus. Het was niet eens de gewoonte om een verjaardag te vieren, alleen de Romeinen vierden verjaardagen. Voor christenen en Joden was het daardoor helemaal ondenkbaar om een dergelijk feest te vieren.

In Matteüs 14: 6 t/m 12 staat beschreven dat Herodes zijn geboortefeest vierde waar gedronken, gedanst en later zelfs een gevangenen werd gedood. Deze gevangene was in dit geval Johannes de Doper, maar er zijn uit de Romeinse geschiedenis verhalen bekend die wijzen op meer van dergelijke praktijken.

Hoewel de geschiedenis over dit punt eenduidig is, zal ik toch een stukje uit een geschrift van ongeveer 245 na Christus citeren, om aan te geven hoe negatief de kerk van die tijd over het vieren van een geboortedag dacht.

'En wat betreft verjaardagen, als dit goddeloze woord regeert over hen, dansen ze zodanig dat hun bewegingen het woord (in die tijd dus negatief) eer aan doet. Iemand die ons is voorgegaan heeft het woord dat geschreven is in Genesis aangaande de verjaardag van de Farao nader bekeken (verhaal van Jozef) . Hij heeft gezegd dat een waardeloze man die geïnteresseerd is in zaken die met geboorte te maken hebben (het is hier sarcastisch bedoelt. Men zag de geboorte als een zeer onfris gebeuren), dan ook maar zijn geboortedag moet vieren.

En ik (Origen) neem deze suggestie graag over. Ik vind namelijk nergens in de schriften een rechtvaardig man die zijn verjaardag vierde. Want Herodes was net zo onrechtvaardig als de bekende Farao, want de laatste doodde een bakker op zijn verjaardag en de eerstgenoemde Johannes.'
(Vertaald uit: A Dictionary of early christian beliefs, Citaat geschreven door: Origenes (185-255))

In de geschriften van Tertullianus* en die van Origenes** wordt kerst niet vermeld in de lijst van feestdagen van de kerk.
*Tertullianus (160-230, belangrijk christelijk schrijver uit Carthago, noord Afrika. Hij was daar presbyter (kerkoudste))
**Origenes (185-255, Opgeleid door Clement van Alexandria, was een bekend en geliefd schrijver uit die tijd hij schreef meer dan duizend werken.)

Naarmate de christenheid zich meer en meer uitbreidde onder heidense volkeren, kwamen ook steeds meer heidense gebruiken binnen de leefwereld van de christenen. Romeinen die gewend waren hun verjaardag te vieren stopten daar niet altijd mee nadat ze bekeerd waren tot het christendom.

In 221 na Christus opperde Julius Africanus (160 – 240) als eerste dat het goed zou zijn 25 dec. als gedenkdag in te stellen voor de geboorte van Jezus Christus.
Julius Africanus was een belangrijk Romeins legerofficier en (zoals we in hoofdstuk 3 uitgebreid zullen lezen,) een aanhanger geweest van de religie van Mitras*.
Julius was een vriend van koningen en keizers en bekeerd tot het christelijk geloof.
*(Mitras, een 'God ' die van oorsprong uit Perzië kwam en door keizer Aurelianus tot God van het Romeinse rijk was verheven. De geboortedag van Mitras was 25 december. Men vierde dan het feest van de 'onoverwinnelijke zon'. Meer hier over in hoofdstuk 3)

Omdat de Romeinen op 25 december al een feest vierden ter ere van hun god Mitras vond Julius het een goede 'tegenhanger'. Mogelijk heeft Julius niets verkeerds in de zin gehad omdat we moeten beseffen dat het vieren van een verjaardag voor een Romein een eerbetoon was aan de jarige.
Niet zo zeer het idee om de geboorte van Jezus Christus te gedenken, maar vooral de dubieuze datum 25 december viel niet in goede aarde bij veel bisschoppen.
Toch begon het idee om de geboorte van Jezus te vieren steeds meer zijn ingang te vinden in de toenmalige christelijke wereld.

De eerste keer dat er melding word gemaakt van een ‘kerstachtig’ feest is in Egypte. Clement van Alexandria* beschrijft:

"Daar waren enkele ‘nieuwsgierige’ theologen, die niet alleen het jaar, maar ook de dag van Jezus geboorte hebben toegewezen. Zij plaatsten deze dag op 20 Mei in het achtentwintigste jaar van keizer Augustus".
(Strom. , I, hoofdstuk 21)

*Clement van Alexandria (150-215, een geleerd Christelijk onderwijzer uit Alexandria, in Egypte. Hij was het hoofd van de Catechetical school daar. Origen was een van zijn leerlingen.

Een van de fouten die hier gemaakt is, is het verschil in het berekenen van de maanden. De Joodse maanden zijn lunar* maanden en de Europese maanden zijn solar** maanden.
*(Lunar maanden= de maanden berekend volgens de loopbaan van de maan. Een lunarmaand heeft 29 of 30 dagen.)
**(Solar maand= de maanden berekend volgens de omlooptijd van de zon. Een solarmaand duurt 30 of 31 dagen)

Ook werden er fouten gemaakt door aan te nemen dat de Joodse maanden gelijk liepen met de Europese maanden. De eerste Joodse maand is 'Nisan' en begint in onze derde maand 'Maart'.
Ze dachten, dat de 4e maand waarin zij meenden dat Christus geboren was, hetzelfde was als de 4e maand van hun eigen kalender. Anderen kwamen door een combinatie van dit soort rekenfouten uit op bijvoorbeeld 20 april.

Ook het 'bewijs' van Clement van Alexandria is hier op zijn plaats in de ‘PaschÆ computus’, schrijft hij:

‘De datum van Christus geboorte moet geplaatst worden op 28 maart, omdat op die dag de materiële zon geschapen is’.
(Hoofdstuk 4. Geschreven in 243 en heel lang ten onrechte aan Chyprian* toegeschreven.)

*Chyprian (hij was van 200 tot 258 Bisschop van Carthago, Noord Afrika)

Dit is een stelling die hij later nooit goed heeft kunnen verdedigen. Mogelijk bedoelde hij dat het begin van het Joodse jaar* ook het begin van de schepping moet zijn geweest.
*(door het verschil in lunar en solar maanden verschuift deze dag in vergelijk met onze kalender)

Bladerend in bijvoorbeeld de ‘Catholic Encyclopedia’ blijkt wel dat er bijna geen maand is geweest waarin niet, door een bepaald volk of gebied van het toenmalige rijk, kerst werd gedateerd.

In eerste instantie begon iedereen het ‘feest’ van de geboorte van Christus te vieren op de dagen die hen zelf goed uitkwamen. Rond het jaar 300 na Chr. begon er steeds meer strijd te komen over de te vieren datum van de geboorte van Jezus Christus. De bisschoppen bestookten elkaar over en weer met argumenten om de door hen gestelde datum algemeen te maken.

*( Sol Invictus, het feest van de onoverwinnelijke zon. Geboorte van Mitras)
**(Epifanie was, voor het 'verchristelijkt' werd, onderandere het feest van de geboorte van de abstracte godheid van de eeuwigheid (Aion) en de openbaring van de maagdelijke godin Kore in de vorm van haar standbeeld. Ook bij dit feest met dezelfde naam betekende het woord 'verschijning'.)
***(Chanukka= Joods lichtfeest. Men viert dat de grote kandelaar
(menorah) op het plein bij de tempel bleef branden op slechts heel weinig olie. Dit gebeurde tijdens een oorlog met de Makkabeen)

Doordat de christenen zich steeds verder afscheidden van hun joodse achtergrond verviel het Chanukka feest al snel.
Onder druk van keizer Constantijn de Grote* werd 25 december steeds populairder.
In 312 na Chr. zag hij een visioen van een kruis en de woorden: ‘in hoc signo vinces’, wat betekent: ‘door dit teken zult gij overwinnen’.
De bekering van Constantijn betekende dat de christenen voor het eerst in meer dan 300 jaar niet meer vervolgd werden of als 2e rangs burger beschouwd. Hoewel Constantijn een christen was geworden en zelfs de christelijke godsdienst als staatsgodsdienst uitriep, bleef hij ook trouw aan het gedachtegoed van de god Mitras. Dit bleek onder andere uit zijn bijnaam 'de oude Pagan** wolf'.
Ook uit een boel andere gebeurtenissen bleek dat hij ondanks dat hij zich christen noemde, toch ook een zonaanbidder (Mitras) bleef.
* (Constantijn de Grote was keizer van het Romeinse rijk van 306 tot 337. Hij was de eerste christelijke keizer en schafte de christenvervolging af.)
**(Pagan= de verzamel naam van verschillende natuur georiënteerde godsdiensten)

'Na een ingewikkelde maar briljante loopbaan, hield hij zijn triomftocht in Rome, nadat hij vlak buiten deze stad een andere keizer had overwonnen en gedood. Voordat hij aan deze slag begon, had Constantijn zijn leger verteld dat hem in een droom de overwinning was beloofd, als zij die dag zouden vechten onder het teken van het kruis. Constantijn, die even bijgelovig was als ieder ander in die tijd, had zijn troepen bevolen om de christelijke symbolen op hun schilden te schilderen. De munten die werden geslagen om deze grote overwinning bij de Milvische brug te gedenken, waren echter niet opgedragen aan de God van Jezus Christus, maar aan de aloude favoriete godheid van zijn legioen, Sol Invictus.'
(Geschiedenis en Archeologie van de bijbel, door: John Romer)

Omdat men eenheid wilde en onderwerping aan het pauselijk gezag, besloot Paus Liberius* in 354 door middel van een decreet, dat 25 december de geboorte van Jezus Christus gevierd zou worden met een speciale kerst mis**.
De oosterse roomse kerken (oost Orthodox) gaven hier geen gehoor aan en vieren tot op heden kerst op 6 december. De Roomse kerk kent deze datum tot op heden als Epiphany***.
*Paus Liberius (paus, van 352-366)
**(mis= rooms voor dienst of viering)
***Epiphany is het feest van de verschijning van Jezus Christus. Er is verschil binnen de kerken over welk moment nu precies gevierd dient te worden. Sommigen zeggen dat het het moment van de doop van Jezus Christus is, omdat daar God hem openbaart door te zeggen dat het Zijn Zoon was (Matteüs 3:17). Anderen gaan uit van het moment dat Jezus Christus uit de woestijn komt om zijn bediening te beginnen (Lucas 3:23). Er zijn er ook die de bruiloft te Kana, het eerste openbare wonder (Johannes 2:11), als moment van openbaring van Zijn bediening zien.

Deze beslissing van Paus Liberius had alles te maken met de overtuigingen van keizer Constantijn de Grote. Constantijn had een belangrijk en overheersend stempel gedrukt op de totstandkoming van de hiërarchische structuur van de kerk en ondanks zijn vriendschap met het Pagan geloof achtte men hem zeer hoog.

'Nauwelijks had Constantijn in 313 aan de christenen geloofsvrijheid toegekend, of zij betrokken hem als scheidsrechter in hun conflicten'.
(Geschiedenis der kerk door: dr. Otto J. de Jong)

Zo was het mogelijk dat Constantijn, zonder enige kerkelijke bevoegdheid, als gastheer en als voorzitter, het Concilie van Nicea bestuurde.
Het Concilie was een plan van Constantijn om de inmiddels verdeelde kerk weer op één lijn te krijgen door het opstellen en ondertekenen van een geloofsbelijdenis.

'Het Concilie van Nicea en de daaruit voortkomende geloofsbelijdenis, waarin zo duidelijk het verschil werd aangegeven tussen hemel en aarde, waren dus van fundamenteel belang zowel voor Constantijn als christen als voor Constantijn in zijn functie van stichter van het aardse rijk. Daarom kan men dan ook stellen dat het feitelijke thema van het Concilie van Nicea de herbezinning op de keizerlijke macht was.

Keizer Constantijn herinnerde zijn onderdanen er later in brieven en decreten voortdurend aan dat deze heilige definities waren opgesteld door 'driehonderd bisschoppen die bekend stonden om hun scherpzinnigheid'. De bisschoppen en hun geloof werden door de keizer erkend en als tegenprestatie gaf het concilie stilzwijgend zijn goedkeuring aan de aardse heerschappij van de keizer. Constantijn, die aan het hof van Diocletianus was opgevoed, had geen ogenblik aan de heiligheid van zijn ambt getwijfeld.'
(Geschiedenis en Archeologie van de bijbel, door: John Romer)

De toenmalige kerk was meer dan bereid om naar ‘hun bevrijder’ te luisteren en zo mogelijk gehoor te geven aan zijn verzoeken.
Hoe ver men in die tijd ging met het vereren van zijn Keizer blijkt wel uit het feit dat men hem als 13e apostel zag.

'Constantijn de Grote was begraven als de dertiende apostel met de beelden van de andere twaalf om zijn sarcofaag heen. Zijn opvolgers konden dergelijke architecturale pretenties echter niet zo goed verdragen en daarom was de sarcofaag van de grote keizer naar een mausoleum naast zijn grote kerk in Constantinopel overgebracht.'
(Geschiedenis en Archeologie van de bijbel, door: John Romer)

Het was dan ook voornamelijk de wens van Constantijn dat de vrije dagen en feesten die op 25 december bestonden ‘verchristelijkt’ zouden worden.
Dat ging niet zo maar, veel landen of gebieden gaven niet zo maar toe aan de datum 25 dec.
John Cassian beschrijft in zijn "Collations"* dat de Egyptische kloosters nog steeds de ‘oude gewoonte’ (20 mei) hanteren als het om de viering van de geboorte van Christus gaat.
Later in 433 preekt Paul van Emesta in Alexandria. Uit zijn preek blijkt dat 25 december als geboorte dag, inmiddels ook in Egypte was ingeburgerd.
*(Hoofdstuk 10 pagina 2, geschreven tussen 418-427)

In een boek over de pelgrimsreis van Silvia van Bordeaux (of Etheria, zoals ze later genoemd wordt) staat beschreven hoe zij in 385 in Jeruzalem kwam en daar bijzonder onder de indruk was van een feest dat daar gevierd werd. Het feest had volgens haar duidelijk een ‘geboorte’ achtergrond:

‘De Bisschop begaf zich in de nacht op bedevaart naar Bethlehem en kwam terug in Jeruzalem, voor de dag van het feest begon’.
(Vertaald uit: Silvia van Bordeaux, geschreven door Geyer).

Deze bedevaart ging onder het zingen en reciteren (opzeggen) van psalmen. Het presentatiefeest werd 40 dagen daarna gevierd. Het presentatiefeest vierde men op 6 januari en de bedevaart (mogelijk kerst) dus op 28 november.

Op een eerdere reis beschrijft ze alleen Pasen en Epiphany als belangrijke feestdagen. We kunnen daar dus uit opmaken dat kerst, in 385, nog niet op 25 december werd gevierd in Jeruzalem.
Dat komt ook overeen met de correspondentie* tussen Bisschop Cyril van Jeruzalem** en Paus Julius I***. Paus Julius dringt er op aan om 25 december als datum te kiezen. Daarop verklaart Cyril van Jeruzalem, dat het voor hem niet mogelijk is om de geboorte en de doop van Jezus op een dag te vieren, omdat men op beide dagen een processie maakt. Ze kunnen niet op een dag naar Betlehem en naar de Jordaan.
Men ging hier uit van Lukas 3: 23 :

‘En Jezus was toen Hij optrad, ongeveer 30 jaar,.’.

Men meende daar aan te kunnen ontlenen dat, Jezus aan zijn werk begon toen Hij 30 jaar geworden was op de dag dat Hij gedoopt werd (dit feest heet Epiphany). Het 'ongeveer 30' heeft te maken met de 40 dagen dat hij in de woestijn verbleef na Zijn doop en dus voor Zijn optreden. Dus was zijn geboorte/doop dag bij hen al een feest en was het erg moeilijk om op dezelfde dag nogmaals zijn geboorte te vieren.
Ook een brief van Jerome**** uit 411 bevestigt dat.
Cyril van Jeruzalem veranderde niets, maar in de 6e eeuw is bekend dat men doop en geboorte vierde op 25 december.
* (Deze correspondentie wordt geciteerd door John of Nikiu (ongeveer 900 n. Ch.) om ook Armenia tot de datum 25 december te bekeren. Zijn brief is bekend bij de roomse kerk als: P.L., VIII, 964 sqq. Hiervan wordt ook melding gemaakt in de Catholic Encyclopedia)
**Cyril van Jeruzalem (315-386, bisschop van Jeruzalem en titel van doctor in de kerk)
***Paus Julius I (Paus van 337-352)
****Jerome (345-420, heilige en kerkleider)

Deze voorbeelden geven aan dat het allemaal niet zo eenvoudig was om een vaste dag overeen te komen. Het duurde tot het einde van de 5e eeuw voor men uiteindelijk op een zelfde spoor kwamen. Men kwam overeen, behalve de oost orthodoxe kerken, dat 25 december kerstdag zou zijn en 6 januari Epiphany. Dat deze datum dus niet op een bijbelse of historische basis gekozen is, is door de jaren heen op de achtergrond geraakt.

In het volgende hoofdstuk zal, aan de hand van een bijbelstudie, duidelijk worden in welke periode Jezus wel geboren is

Wanneer werd Jezus echt geboren.

Heel lang is er gespeculeerd over de werkelijke geboortedag van Jezus. Dat was niet alleen in de eerste 600 jaar zo, maar dat is altijd zo gebleven. De laatste jaren zijn er een aantal heel goede onderzoeken geweest naar de geboortedag van Jezus en is inmiddels wel duidelijker hoe het werkelijk in elkaar zit. Een ding zijn de onderzoekers wel met elkaar eens en dat is; dat de datum van Jezus geboorte in ieder geval niet op 25 december is. Eigenlijk wist men dat al heel vroeg, maar toen speelden er andere belangen mee waar we in het volgende hoofdstuk op terug komen.
Het mag duidelijk zijn dat ook in Israël de winter koud en nat is. Geen enkele herder zou het in dat land in zijn hoofd halen, om midden in de winter, 's nachts met de schapen in het veld te verblijven. Hoe het wel in elkaar zit, bleek eigenlijk heel goed uit de bijbel zelf te halen: We beginnen met de tekst in Lukas 1:5: 'Er was in de dagen van Herodes, de koning van Judea, een priester, genaamd Zacharias, behorende tot de afdeling van Abia, en zijn vrouw was uit de dochters van Aäron en haar naam was Elisabet.' Hieruit leren we dat Zacharias deel uit maakte van de Levieten groep van Abia. In 1 Kronieken 24, lezen we wanneer Abia aan de beurt was in het bijbelse jaar. 'De afdelingen der zonen van Aäron. De zonen van Aäron waren Nadab, Abihu, Eleazar en Itamar. [2] Nadab en Abihu stierven nog voor hun vader, zonder zonen te hebben, zodat Eleazar en Itamar het priesterambt bekleedden.
[3]David, Sadok - uit de zonen van Eleazar - en Achimelek - uit de zonen van Itamar - verdeelden hen voor hun ambtswerk in dienstgroepen. [4] Toen bleek het dat de zonen van Eleazar meer groepshoofden hadden dan de zonen van Itamar; daarom deelde men hen aldus in: zestien hoofden voor de families van de zonen van Eleazar, en acht voor de families van de zonen van Itamar. [5] Men deelde hen in bij loting, de ene groep zowel als de andere, omdat er oversten van het heiligdom - oversten Gods - zowel onder de zonen van Eleazar als onder de zonen van Itamar waren.
[6] En Sernaja de zoon van Netanel, de schrijver, die tot de Levieten behoorde, schreef hen in ten overstaan van de koning, de oversten, de priester Sadok, Achimelek - de zoon van Abjatar - en van de familiehoofden der priesters en der Levieten; telkens werd één familie van Eleazar genomen, en dan ook één van Itamar.
[7] Het eerste lot nu viel op Jojarib, het tweede op Jedaja, [8] het derde op Charirm, het vierde op Seorim, [9] het vijfde op Malkia, het zesde op Miamin, [10] het zevende op Hakkos, het achtste op Abia [11] het negende op Jesua, het tiende op Sekanja, [12] het elfde op Eljasib, het twaalfde op Jakim, [13] het dertiende op Chuppa, het veertiende op Jesebab, [14] het vijftiende op Bilga, het zestiende op Immer, [15] het zeventiende op Chezir, het achttiende op Happisses [16] het negentiende op Petachja, het twintigste op Jechezkel, [17] het eenentwintigste op Jakin, het tweeëntwintigste op Gamul, [18] het drieëntwintigste op Delaja, het vierentwintigste op Maäzja. [19] Dit zijn hun dienstgroepen voor hun ambtswerk, opdat zij het huis des Heren zouden binnengaan volgens de verordeningen, hun gegeven door hun vader Aäron, naar hetgeen de Here, de God van Israël, hem geboden had.' Er waren dus 24 dienstgroepen en Abia behoorde tot de 8e groep. De Geest van God had aan David ook laten zien hoe de priesters verdeeld moesten worden en wat ze moesten doen. We lezen dat in 1 Kronieken 28:11-13: ‘Toen gaf David aan zijn zoon Salomo het ontwerp van de voorhal met de daarbij behorende gebouwen, schatkamers bovenvertrekken en binnenzalen en van het vertrek voor het verzoendeksel [12] ook het ontwerp van alles wat hij in zijn geest had bedacht: voor de voorhoven van het huis des HEREN voor alle vertrekken in het rond, voor de schatkamers van het huis Gods en voor die van de geheiligde voorwerpen, [13] voor de afdelingen der priesters en der Levieten, voor alle dienstwerk in het huis des HEREN en voor alle gerei voor de dienst in het huis des HEREN.’ In 1 Kronieken 9 vers 23-26 lezen we dat hun diensten 7 dagen duurde: ‘Naar de vier windstreken waren de poortwachters opgesteld: naar het oosten, het westen, het noorden en het zuiden. [25]En hun broeders, in hun dorpen, moesten op bepaalde tijden voor zeven dagen met hen dienst doen, [26] want in dit ambt waren zij de vier voornaamste poortwachters; zij waren Levieten. Zij hadden ook het opzicht over de vertrekken en de schatkamers van het huis Gods' In 2 Kronieken 8 lezen we dat die diensten op Sabbat (zaterdag) begonnen en eindigen: ‘De Levieten nu en geheel Judea deden alles wat de priester Jojada geboden had; ieder van hen nam zijn mannen die op de sabbat dienst moesten doen, tezamen met hen die op de sabbat vrijaf zouden krijgen, ….’ Nu weten we dus dat Zacharias in de achtste groep zat in een cyclus van 24 groepen levieten.
Ook weten we dat iedere groep dienst deed van sabbat tot sabbat.
Om een jaar vol te maken moeten alle groepen minstens 2 keer dienst doen.
Omdat een lunar* jaar 51 weken heeft in plaats van een solar** jaar 52 weken, moeten we dan nog 3 weken hebben om het Joodse (lunar) jaar vol te maken.
*(Lunar maanden= de maanden berekend volgens de loopbaan van de maan. Een lunarmaand heeft 29 of 30 dagen.)
**(Solar maand= de maanden berekend volgens de omlooptijd van de zon. Een solarmaand duurt 30 of 31 dagen)
In Deutronomium 16:16 staat: ‘Driemaal per jaar zal ieder die onder u van het mannelijk geslacht is, voor het aangezicht van de Here, uw God verschijnen op de plaats die Hij verkiezen zal: op het feest der ongezuurde broden, op het feest der weken en op het loofhutten feest….’ Drie weken in het jaar doen dus alle Levieten dienst. Zo is een jaar compleet en kunnen we uitrekenen wanneer Zacharias dienst deed. In Lucas 1: 8 staat: ‘En het geschiedde, toen hij priesterdienst voor God verrichtte in de beurt zijner afdeling,’ Het ging hier dus niet om een van de feestdagen want zijn afdeling was aan de beurt. Tijdens een van de feestdagen is niemand aan de beurt, maar doet iedereen dienst. In Leviticus 23 vers 5 lezen we: ‘In de eerste maand, op de veertiende der maand, in de avondschemering, is het pascha voor de Here’ De eerste maand is de Joodse maand ‘Nisan*’. Dus was een van de drie feesten, waar alle mannen dienst deden, de week van 14 Nisan (pascha = feest der ongezuurde broden). Dit betekent dat de cyclus van de 24 dienstweken een week opschoof.
Zacharias deed dus dienst in de 9e week van het Joodse jaar.
Dat is de 2e week van de Joodse maand Sivan*.
*De joodse kalender

1

Nisan

Maart/April

2

Iyyar

April/mei

3

Sivan

Mei/Juni

4

Tammuz

Juni/Juli

5

Ab

Juli/Augustus

6

Ellul

Augustus/September

7

Tishri

September/October

8

Heshvan

October/November

9

Kislev

November/December

10

Tebeth

December/Januari

11

Shebat

Januari/Februari

12

Adar

Februari /Maart

In Lucas 1 vers 24 staat: 'Na die dagen werd Elizabet, zijn vrouw zwanger……' Omdat in de tekst 'Na die dagen' het Griekse woord meta {met-ah'} is gebruikt, mogen we aan nemen dat het snel na de tempeldienst gebeurd is. Het woord meta wordt in het Grieks gebruikt voor begrippen als: achter, daarna (volgorde) of nadat. Het gaat dan om een opeenvolgende gebeurtenis, zonder dat daar veel tijd tussen zit. Dat betekent dus dat de conceptie van Johannes ongeveer in de 3e week van de Joodse maand Sivan was.
Daarna verborg Elizabet zich 5 maanden en daarna, in de 6e maand stuurde God een engel naar Maria. In Lucas 1 vers 26-27 staat: ‘In de zesde maand nu werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazareth, [27] tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, genaamd Jozef, uit het huis van David, en de naam van de maagd was Maria.’ En in Lucas 1 vers 36 staat dat dezelfde engel Gabriël vertelt dat Elisabet zwanger is: ‘En zie, Elisabet, uw verwante, is eveneens zwanger van een zoon in haar ouderdom en dit is reeds de zesde maand voor haar…’ De engel kondigde de conceptie van Jezus dus aan in de 6e maand van de zwangerschap van Elizabet. Dat betekent dat die aankondiging in de laatste week van de Joodse maand Heshvan of het begin van de Joodse maand Khislev was. Het was in de 6e maand. Niet perse aan het einde of het begin. Verder lezen we nog een belangrijk gedeelte dat een aanwijzing geeft in Lucas 1 vers 39-42: 'Maria dan maakte zich op in die dagen en reisde met spoed naar het bergland, naar een stad van Judea [40] En zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabet. [41] En toen Elisabet de groet van Maria hoorde, geschiedde het, dat het kind opsprong in haar schoot, en Elisabet werd vervuld met de heilige Geest. [42] En zij riep uit met luider stem en sprak: Gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot.' Als we dit zien staan weten we dat Maria, eenmaal aangekomen bij Elisabet, zwanger was. In vers 39 lezen we dat ze, na de verschijning van de engel 'met spoed' naar Elisabet ging.
Ook nu zien we dat er niet zo veel tijd overheen ging tussen het moment van de aankondiging tot het moment van de conceptie.
Als we de Joodse maanden omrekenen (ook het verschil tussen solar en lunar maanden) Moet de conceptie van Jezus in onze maand November zijn geweest.
Tellen we 9 maanden (zwangerschap van Maria) verder moet Jezus ergens in de maand augustus of begin september geboren zijn. Hier zien we ook direct dat het nu normaal zou zijn dat de herders s'nachts in het veld waren met hun schapen, ook in Israël is het omstreeks deze tijd zomer!
Uit deze globale rekensom, die in de Bijbel terug te vinden is, kunnen we aflezen dat het onmogelijk is dat Jezus op 25 december zou zijn geboren.
Er is nog een rekenmethode die we toch nog even heel kort willen aanhalen. Daarvoor maken we voor het gemak even gebruik van een paar gegevens die algemeen aanvaard zijn. Anders zouden we opnieuw in een hele bijbel studie moeten uitwijden. Gegeven 1: Jezus stierf op het Joodse Pesach (=Pasen) feest. Gegeven 2: Jezus leefde ongeveer 33 1/2 jaar op aarde. Het Pesachfeest wordt gevierd op de 14e in de Joodse maand Nisan. Rekenen we een half jaar eerder (als het om maanden in een jaar gaat is dat hetzelfde als 33 1/2 jaar) komen we uit op de Joodse maand Tishri. Dat is omgerekend ook de maand september. Er zijn veel meer argumenten aan te voeren b.v.: een mobilisatie van een land als Israël om zich te laten inschrijven in hun geboorte dorp, zou nooit midden in de Joodse regentijd en winter worden ondernomen. De Romeinen wisten heel goed dat veel van de primitieve wegen in Palestina (Israël) onbegaanbaar zouden worden.
De maand december is volgens de Joodse telling de 9e maand de maand Kislev en een stukje van de maand Tebeth. In het oude testament lezen we hoe het werkelijk was in het Joodse land rond de 9e maand. We lezen Ezra 10 vers 9: 'En alle mannen van Juda en Benjamin verzamelden zich binnen drie dagen te Jeruzalem, en wel in de negende maand, op de twintigste der maand. Het gehele volk zat neer op het plein van het huis Gods, rillend zowel om de zaak als door de regenbuien.' Dat was de situatie overdag. De nachten in het middenoosten zijn over het algemeen veel kouder. Koude was ook vroeger heel normaal in Israël. We lezen als voorbeeld ook Jeremia 18 vers 14: 'Wijkt ooit van de rotsen der berghellingen de Libanon-sneeuw, of drogen ooit de koude, regenstromende wateren van de plasregen?' Nu rijst de vraag natuurlijk waarom er dan toch voor 25 december is gekozen.

De geschiedenis van kerst (voor de geboorte van Jezus).

Om goed te begrijpen wat de overwegingen waren die uiteindelijk leidde tot de beslissing om kerst op 25 december te vieren, moeten we iets meer afweten van de geschiedenis van de feesten die men toen vierde.
Eigenlijk gaat ons kerstfeest terug tot een paar honderd jaar na de zondvloed. In Genesis 9 van vers 18 tot vers 28: Noach en zijn zonen 18 De zonen van Noach, die uit de ark gegaan waren, waren Sem, Cham en Jafet; Cham was de vader van Kanaän. 19 Deze drie waren de zonen van Noach, en uit dezen is de gehele aarde bevolkt.
20 En Noach werd een landman en plantte een wijngaard. 21 Toen hij van de wijn gedronken had, werd hij dronken en hij ontblootte zich in zijn tent. 22 Toen zag Cham, de vader van Kanaän, zijns vaders naaktheid en hij vertelde het aan zijn beide broeders buiten. 23 Daarop namen Sem en Jafet een mantel, legden die op hun beider schouders, liepen achterwaarts en bedekten huns vaders naaktheid, terwijl hun aangezicht afgewend was, zodat zij huns vaders naaktheid niet zagen. 24 Toen Noach uit zijn roes ontwaakte en vernam, wat zijn jongste zoon hem aangedaan had, 25 zeide hij: Vervloekt zij Kanaän, een knecht der knechten zij hij voor zijn broeders. 26 Voorts zeide hij: Geprezen zij de HERE, de God van Sem, maar Kanaän zij hem tot knecht. 27 God breide Jafet uit, en hij wone in de tenten van Sem, en Kanaän zij hem tot knecht. 28 En Noach leefde na de vloed driehonderd vijftig jaar; 29 zo waren al de dagen van Noach negenhonderd vijftig jaar; en hij stierf.' We lezen in dit stuk dat de familie van Cham, (tot en met) Kanaän wordt genoemd*, vervloekt wordt door zijn vader Noach, omdat hij de naaktheid van zijn vader had gezien en dat ook nog vertelde aan zijn broers.
Het was in die tijd absoluut verwerpelijk** om je vader of wie dan ook naakt te zien of te ontbloten. Dat was dus de reden waarom Noach zijn eigen zoon Cham vervloekte.
*(zowel in vers 18 als 22 wordt duidelijk gemaakt dat het hier om Cham de vader van Kanaän ging. Dit is ongebruikelijk, maar geeft duidelijk het familieverband aan. Een vervloeking gold in de tijd van het oude testament voor het gehele gezin. (Lees daarvoor eventueel ook Jozua 7 vers 24) We kunnen dus lezen tot en met Kanaän. De afstammelingen van Kanaän zelf werden later bijvoorbeeld het volk waartegen Israël moest vechten om het beloofde land binnen te gaan)
**(zie Leviticus 18) '[6] En de zonen van Cham waren Kus, Misraim, Put en Kanaän. [7] En de zonen van Kus: Seba, Chawila, Sabta, Rama en Sabteka; en de zonen van Rama waren Seba en Dedan. [8] En Kus verwekte Nimrod; deze was de eerste machthebber op de aarde; [9] hij was een geweldig jager voor het aangezicht des HEREN; daarom zegt men: Een geweldig jager voor het aangezicht des HEREN als Nimrod. [10] En het begin van zijn koninkrijk was Babel, Erek, Akkad en Kalne, in het land Sinear. [11] Uit dat land trok hij naar Assur en hij bouwde Nineve, Rechobot-Ir, Kalach [12] en Resen tussen Nineve en Kalach; dat is de grote stad. [13] En Misraim verwekte de Ludieten, de Anamieten, de Lehabieten, de Naftuchieten, [14] de Patrusieten, de Kasluchieten, uit wie de Filistijnen zijn' We lezen in dit stuk dat Cham de vervloekte zoon van Noach, onder anderen de zoon Kus kreeg. Kus kreeg weer kinderen waarvan Nimrod (ook vaak Marduk genoemd) er een was.
Het is verbazend om in een opsomming van een geslachtsregister ineens een kort verhaal te lezen. Over Nimrod/Marduk word ineens meer verteld dan alleen dat hij een zoon van Kus was.
Alleen al de naam Nimrod (Nimrodh) geeft te denken. Nimrod betekent in de Hebreeuwse opvattingen; 'rebel' of 'laten we rebelleren'.
Uit het geven van deze naam zouden we kunnen afleiden dat hij het niet eens was met de vervloeking van zijn vader Cham. Het is aannemelijk dat hij het Noach en mogelijk ook God kwalijk nam wat er gebeurd was. Hij lijkt duidelijk besloten zich er niet zomaar bij neer te leggen.
We lezen vervolgens in vers 9: 'hij was een geweldig jager voor het aangezicht des Heren' Het woord jager dat hier gebruikt wordt is het Hebreeuwse woord 'tsáyidh' en betekent zowel jager in de zin van dieren als van mensen. De context van dit verhaal vertelt dat hij de eerste machthebber was op aarde en dat hij enorme koninkrijken stichtte. Dit alles geeft te denken, het is niet in de lijn van een jager op dieren om een machtig heerser te worden.
De Joodse Talmud helpt hier ook. Die spreekt van 'een jager op zielen van mensen'. Omdat ook zijn naam 'rebel' al aangeeft dat hij niet vriendelijk was en datgene deed wat God juist verboden had, mogen we aannemen dat dit inderdaad bedoeld wordt. Hoe rebeleerde hij tegen God? Hij stichtte steden om juist niet 'verstrooid te worden over de gehele aarde' (Gen. 11:4) God had tegen Noach gezegd (Gen. 9:1): 'Weest vruchtbaar, word talrijk en vervult de aarde'. Als goede rebel besluit Nimrod om zich (de mensen die onder zijn leiderschap stonden) niet te verspreiden, maar een stad te bouwen.
Ook de zin 'voor het aangezicht van God', Het woord aangezicht is in het Hebreeuws 'panihym' en vertelt alleen maar iets over het zicht. In dit geval 'binnen het gezichtsveld van God'. Er zou dus net zo goed 'tegen het aangezicht van God', kunnen staan. Hoe dan ook Nimrod deed het niet stiekem, maar verzette zich openlijk 'panihym' tegen God. We lezen verder in Genesis 11 De torenbouw van Babel [1] De gehele aarde nu was een van taal en een van spraak. [2] Toen zij oostwaarts trokken, vonden zij een vlakte in het land Sinear, waar zij zich vestigden. [3] En zij zeiden tot elkander: welaan, laten wij tichelen maken en die goed bakken. En de tichel diende hun tot steen en het asfalt diende hun tot leem. [4] Ook zeiden zij: welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de gehele aarde verstrooid worden. [5] Toen daalde de Here neder om de stad en de toren, die de mensenkinderen bouwden te bezien, [6] en de Here zeide: Zie, het is één volk en zei hebben één taal. Nu zal niets wat zij denken te doen voor hen onuitvoerbaar zijn.' Het mag duidelijk zijn dat het maken/vereren van goden (na de zondvloed) begon in de tijd van en onder aanvoering van Nimrod. Hij wilde zich 'een naam maken' (vers 4).
Doordat we weten dat ze oostwaarts trokken naar de vlakte van Sinear, kan men redelijk nauwkeurig aangeven waar Babel heeft gelegen. Babel heeft gelegen op ongeveer de plaats waar nu Irak ligt. En in die omgeving heeft men dan ook meer torens gevonden. De naam die algemeen gebruikt wordt voor deze 'heilige' torens is Ziggurat (zagaru betekend hoog zijn). 'Ongeveer 30 ziggurats zijn door archeologen gevonden in het gebied van Mesopotamië. Van Mari en Tell-Brak in het noordwesten, Dur-Sharrukin in het noorden en Ur (Daar kwam Abraham vandaan) in het zuiden en Choga Zambil in het oosten'.
(Ziggurats et Tour de Babel door A. Parrot)
'Hoewel de toren van Babel nu verdwenen is, bestaan er nog wel een paar kleinere ziggurats. De grootste (hoewel beschadigd) is te vinden in het westen van Iran. Dit land was ooit het oude land van Elam. Die ziggurats staan 27 kilometer van de hoofdstad van Elam, de stad Susa. Gebouwd door Koning Untash-Napirisha in 1250 voor Christus. De toren heeft vijf verdiepingen en is ongeveer 57 meter hoog.'
(Vertaald uit: Tower of Babel, door Lee Krystek)
In eerste instantie is het vreemd om te lezen dat men eerst naar een vlakte gaat om daar een toren te bouwen die tot in de hemel reikt. Het zou meer voor de hand liggen om op een grote hoge berg te beginnen met bouwen. Dat scheelt enorm veel werk als je van plan bent om tot in de hemel te komen. Dit geeft mede aan dat men met de term 'tot in de Hemel' reikte niet de hoogte van de toren bedoelde maar de functie van de toren.
Om te beginnen moeten we weten dat de naam Babel eigenlijk is gemaakt van twee woorden. Het woord 'bab', wat betekent 'poort' of 'doorgang' en het woord 'el' dat 'God' betekent.
Babel betekent dus 'de poort of doorgang naar God' Het ging om vierkante torens die als gestapelde blokken op elkaar gebouwd zijn. Het grootste blok onder en het kleinste blok boven. Het geeft het idee van en piramide. De zijkanten kunnen een breedte hebben gehad van 20 tot 90 meter. Tegen deze toren was een trap gebouwd die tot aan de top reikte. Op deze top stond een tempel. De zijkanten van de top van de toren waren versierd met astrologische tekens. De hemel (de plaats waar God woont) slaat in dit verhaal dus op de tempel boven op de toren. In deze tijd geloofde men dat goden op bergen (of torens) woonden. Denk ook maar aan de heilige berg Olympus en zelfs in de bijbel gaat Mozes de berg op om de wet te ontvangen van God.
Het was alleen in dit geval niet de bedoeling van de 'torenbouwers' (zeer waarschijnlijk Nimrod) om een plaats te maken voor de God JHWH (Jahweh), maar voor zichzelf (vers 4).
Met nadruk wordt verteld dat Nimrod de koning was van Babel. Ook was hij de grondlegger van Ninev¾ (vers 11). Ninev¾ komen we in het boek Jona tegen als een stad vol boosheid. Erg genoeg voor God om de stad te willen vernietigen.
De 'wereldse/gewone' geschiedkundigen en archeologen vertellen dat Nimrod dezelfde persoon zou zijn als Ninus. Doordat de bijbel zegt dat Nimrod Ninev¾ bouwde kunnen we dat gerust aannemen, want Ninev¾ (Nin-neveh) betekend 'woning of woongebied van Ninus'.*
Ook zeggen de geschiedkundige dat Kus, de bekende god Bel of Bellus/Baal zou zijn omdat de god Bel de vader zou zijn van Ninus**.
*(Nimrod the Mighty Hunter door James T Davis)
**(Bryant's Mytology (Londen, 1807) Vol 2 pagina 403,404) Het was in die tijd normaal om belangrijke mensen een andere naam te geven. We zien dat bijvoorbeeld ook bij Daniël (Daniël 4:9) Daniël noemde men later Beltasassar. Ook Jozef (Genesis 41:45) wordt later Safenat-Paneach genoemd. De God Bel/Baal die vereerd werd in Babylon, komen we ook tegen in Jesaja 46:1 'Bel is ineengezonken, Nebo is teneergeslagen, hun beelden zijn toegevallen aan het gedierte en aan het vee…' We komen de namen van de goden uit Jesaja ook tegen in de namen van de grote heerseres van Babylon. NEBUchadnezzar en bijvoorbeeld BELschazzar. Ook zien we hier dat de straf waar over in Jesaja 47 (als vervolg op 46) wordt gesproken duidelijk een gevolg is van de vervloeking van Cham door Noach.
Jesaja 47 vers 3: ' Uw schaamte worde ontbloot, uw schande ook gezien. Ik zal wraak nemen en niemand sparen.' De wraak is het zien van het ontblote lichaam (hoewel de betekenis naar mijn mening dieper gaat), net als bij Noach waar mee alles was begonnen.
Het is duidelijk dat Nimrod de vloek van Opa Noach (een dienaar te worden van anderen) heeft willen omzetten in het heersen over anderen.
De vrouw van Nimrod was Semiramis, volgens de Babylonische legende beheerde zij een herberg, hoewel de Joodse verhalen vertellen dat zij een bordeelhoudster was.
Men is het er wel over eens dat zij een mooie, maar ook een machtige heks was. Samen zouden zij de grote Pagan-religies stichten. Nimrod stierf, waarschijnlijk doordat hij verscheurd werd door wilde dieren, of door vijanden in stukken werd gehakt. Zijn vrouw Semirames, merkte dat ze door zijn dood invloed begon te verliezen in het Babylonische rijk. Semirames stimuleerde de mensen de zon te aanbidden als eerbetoon aan haar man Nimrod. Zij vertelde dat ze door haar man, die toen vereerd werd als hoofdgod Marduk, bevrucht was en een zoon zou baren die een reïncarnatie zou zijn van haar man. De zoon werd Tammuz* genoemd, geboren uit een maagd. Semirames zei dat ze een groot voorstander van het celibaat was, daar dat een teken van godsvrucht zou zijn.
*(Tammuz komen we ook tegen in Ezechiël 8 vers 14) De zoon Tammuz werd volgens de geschiedenis geboren op 25 december. Door het baren van dit 'onbevlekte' kind, verkreeg Semirames de titel 'Koningin des hemels' Deze (weder)geboorte van dit zonnekind werd gevierd als het feest 'saturnalia'*.
*(saturnalia= feest ter ere van de onoverwinnelijke zon -Mitras-) Door de spraakverwarring verspreidde men zich over de aarde en nam men ook het verhaal van Nimrod en Semiramis mee. 'Na hun dood werden Nimrod en zijn vrouw Semirames (de vroegere 'Koningin des hemels') vereerd door hun priesters als Marduk en Astarte'
(Nimrod, Mars and the Marduk connection door: Bryce Self) (dit verhaal staat ook heel uitgebreid beschreven en onderbouwd in bijvoorbeeld het boek: The two Babylons door: Alexander Hislop) Mede door de spraakverwarring zijn in veel volken Nimrod en Semirames en het kind Tammuz bekend onder verschillende benamingen. Bijzonder is wel dat het verhaal van de onbevlekte geboorte bij allemaal gelijk is. Ook zou Tammuz gestorven zijn en later weer opgestaan uit de dood. Deze gebeurtenis wordt jaarlijks herdacht, vrouwen bewenen dan zijn dood*.
*(Dit is ook te lezen in Ezechiël 8 vers 14) Een paar voorbeelden: In Egypte: Osiris, Isis en hun kind Horus 'De iconografische voorstelling van deze mythische structuur is Isis die Horus voet aan haar borst (de 'madonna lactans'), hetgeen een 'teken van eeuwige wedergeboorte' is.' 'De laatste Isistempel, in Philae bij Assouan, zou pas in 535 worden gesloten (om later een Maria kerk te worden!)'.
(Maria, een uitdaging, door: Wiel Logister)* *(hoewel deze gegevens uit veel boeken gehaald kunnen worden, hebben we voor dit boek gekozen omdat het reeds in het Nederlands vertaald was.) In Rome: Saturn, Venus en Jupiter In Griekenland: Kronos, Rea en Zeus 'zelfs in Tibet, China en Japan waren de Jezuïet (Katholiek) missionarissen verbaasd te ontdekken dat een tegenhanger van de Madonna en haar kind, toegewijd werd aanbeden alsof ze in Rome zelf waren'
(The two Babylons, door: Alexander Hislop) (zie ook Babylonian Mistery religion, door: Woodrow)
(Ook in het boek van Sir J.F. Davis's, China, Vol 2 Pagina 56, vinden we een zelfde beschrijving)
Semirames was bekend onder veel namen: 'Semirames, als de vrouwelijke godheid, werd ook wel Baalti genoemd. Als dit woord in het Engels wordt vertaald betekent het 'My Lady' (Mevrouw) In het Latijn werd het als 'Mea Domina' vertaald. Deze naam werd de naam 'Madonna'. Een naam waar tegenwoordig vaak Maria mee bedoeld wordt'.
(Mystery Babylon the Great, door M. Montgomery) Over deze 'Koningin des Hemels' schrijft Jeremia in Jeremia 7 vers 18, het volgende: 'De kinderen rapen hout, de vaders steken vuur aan en de vrouwen kneden deeg om offerkoeken te maken voor de koningin des hemels en zij brengen plengoffers aan andere goden ten einde Mij te krenken' Ook als de Paus de mis opdraagt, wendt hij zich tot de Hemel en zegt: 'Met mijn hart vol lof voor de Koningin des Hemels, het teken van hoop en de bron van troost……. Deze liturgie eert u, Maria, als de vrouw bekleedt met de zon….'
(Mary-Queen of Heaven, door: Cheryl Schupbach) Het mag duidelijk zijn dat Jeremia met 'koningin des hemels' niet Maria bedoeld kan hebben. Hoewel we Maria vaak (net als Semirames) met een kroon op het hoofd als 'koningin des Hemels' tegenkomen, geeft dit stuk wel aan dat de oorsprong van het aanbidden van een 'Madonna' al heel oud is. 'De Maria verering sluit dan ook vanaf de 5e eeuw sterk aan bij die van de grote godin, vaak tot ongenoegen van de kerkelijke gezagsdragers. Maar anderzijds zag de kerk er ook wel missionair voordeel in en vele godinnentempels werden Maria kerken. In de 7e eeuw heeft de Maria verering overal ingang gevonden, maar dat betekende niet het einde van haar ontwikkeling als grote moeder.' 'Een anglicaanse studie (1963) spreekt de sterke vermoedens uit, dat de diepste wortels van de Maria verering in het geheel niet gevonden worden in de christelijke traditie.'
(De werkelijkheid van Maria, geschiedenis en mysterie door: Lavis Tiessen) In de eerste eeuwen 'vereerde' niemand Maria. Zij werd gezien als een gezegende vrouw die de moeder van Jezus heeft mogen zijn. Op basis van de uitspraak van Jezus: 'Ik ben de weg de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door mij'(Johannes 14:6), werd er geen andere middelaar(ster) getolereerd. In de eerste eeuwen was de 'grote moeder' alleen bekend als een heidense godin: 'Deze Pagans (een natuur godsdienst uit die tijd) bezoeken steeds de mysteriën die 'De Grote Moeder' worden genoemd. Zij veronderstellen dat zij het mysterie begrijpen door het bijwonen van deze ceremonies'
(Hippolytus, 170-236 n. Chr.) Er was in de eerste christentijd juist veel weerstand tegen het vereren van maagdelijke geboortes door heidense volken. 'Toen ik hoorde dat Perseus geboren was uit een maagd, begreep ik dat de misleidende slang (de duivel) dat dus ook al had nagebootst'.
(Justin Martyr, 100-168 n. Chr.) Toch heeft deze voorname plaats van moeder en kind een belangrijke stempel gedrukt op het hedendaagse kerstfeest. Met name door de verering van Tammuz kwam de nadruk vooral te liggen op de baby Tammuz. Niet op een steeds ouder wordende kind, zoals normaal was in die tijd (en nu nog steeds), maar men bleef vooral het pasgeboren wonderkind aanbidden.
De cultusrichting die door het aanbidden van de Zongod (Nimrod) de meeste invloed heeft gehad op het ontstaan van het kerstfeest, is wel de cultus van 'Mitras' tijdens het feest 'Saturnalia'. Als we een paar encyclopedieën openslaan, vinden we er het volgende over: 'Kerst, in de christelijke kerk, was een jaarlijkse feest dat werd gehouden op 25 december om de geboorte van Jezus Christus te vieren. Onderzoekers geloven dat het festival voortgekomen is uit verschillende rituelen, gehouden door voorchristelijke Germanen en Kelten om de 'winter zonnewende' te vieren. Kerst is pas echt door christenen gevierd vanaf de 4e eeuw en bestaat uit veel Pagan gewoontes….'
(Vertaald uit: Encarta Encyclopedia) 'Geaccepteerd door de meeste geleerden tegenwoordig, was de geboorte van Christus toegewezen aan de datum van de 'winter zonnewende' (25 december in de Julian kalender en 6 januari in de Egyptische kalender), omdat op die dag de zon aan zijn terugkeer begon aan de noordelijk hemel. De Pagan gelovigen van Mitra vierden de 'dies natalis Solis Invicti' (geboorte van de onoverwinnelijke zon). Op 25 december, 274 na Chr. besloot Aurelian dat de zon-god hoofd beschermheilige was van het Romeinse rijk en wijdde een tempel aan hem in 'Campus Martius'. Kerst ontstond toen de cultus van de zon bijzonder machtig was in Rome.'
(Vertaald uit: New Catholic Encyclopedia, samengesteld door de Catholic University of America) 'Kerstmis (afgeleid van 'Christus-mis'). Het feest ter herdenking van de geboorte van Jezus Christus In de Oosterse Kerk werd dit feit oorspronkelijk herdacht op het feest van *Epifanie, de verschijning, van de Heer (6 jan.). In Rome is ca. 330 als datum 25 dec. gekozen, waarschijnlijk in verband met het zonnewendefeest van 'sol invictus' (de onoverwinnelijke zon) met de bedoeling dit te kerstenen. Van het Westen uit vond dit feest ook in het Oosten ingang.'
(de Grote Winkler Prins) 'Kerstfeest, Kerstmis. Het woord Kerst is de germaanse vorming van het gri. Christus, vgl. het ww. kerstenen: het woord betekent dus Christus feest. Het is het feest van Christus' geboorte; de kerstmis is de mis ter ere van Christus' geboorte. De jong-christelijke kerk kende geen kerstfeest' zoals ook in de apostolische' brieven weinig of geen aandacht wordt geschonken aan de geboorte van Jezus. Pas in 335 vond het eerste te Rome plaats en wel op 25 december. Deze datum en dag is door de R. K. Kerk en protestantse kerken thans algemeen aanvaard. De orthodoxe Kerken vieren het kerstfeest op 9 januari de Armeense Kerk op 19 januari. Er is geen enkele reden aan te voeren, dat de Here Jezus in de maand december werd geboren De keuze voor deze maand houdt waarschijnlijk verband met de zonnewende, de geboorte van het licht op 21-22 december. Overigens is het merkwaardig dat de christelijke jaartelling wel begint met het jaar, maar niet met de dag van Christus' geboorte. De Romeinse monnik Dionysius Exiguus, die onze jaartelling heeft ontworpen, wijzigde daarbij niet de Romeinse indeling van het jaar in maanden en begon dus met de eerste dag van de eerste maand van de romeinse kalender'FONT SIZE=1>
(Bijbelse encyclopedie door: prof D.W.H. Gispen en B.J. Oosterhoff) Zo zien we dat alle onderzoekers het er wel over eens zijn dat het feest van de zonnewende of nauwkeuriger ' Sol Invictus' het feest van 'de onoverwinnelijke zonnegod' is. Er is eigenlijk geen discussie over dat dit feest de basis is geweest van ons kerstfeest. Daarom willen we dit feest toch nog even nader toelichten voor we het kerstfeest zelf onder de loep nemen. Mithras is de Romeinse naam voor de Indo-Iranise god Mitra, of Mithra, zoals hij door de Perzen werd genoemd.
In de Perzische mythologie was Mithras geboren uit een maagd*. Hem was het leven geschonken door 'de Moedergod'
*(dit niet te verwarren met de 'rockbirth' die zijn uitgroeien tot godheid verbeeldt. Zijn geboorte was overigens wel in een grot) 'Mithras werd ter wereld gebracht door Anahita, een onbevlekte maagdelijke moeder die aanbeden werd als vruchtbaarheidsgodin, voor de hiërarchieke reformatie. Van Anahita wordt verteld dat ze de 'Verlosser' ontvangen had van het zaad van Zarathustra, bewaard in de wateren van het meer 'Lake Hamun' in de Perzische provincie Sistan.'
(Vertaald uit: Mithrasm door: Delphi Theological Network) Hier lezen we duidelijk de Perzische variant op het Semirames verhaal. Het is dan ook niet vreemd dat de grootste middenoosterse 'Mithtraeum*' die in het westen van Perzië stond in Kangavar, opgedragen was aan 'Anahita, the Immaculate Virgin Mother of the Lord Mithras' (Anahita, de onbevlekte Maagdelijke Moeder van de Heer Mithras
*(= Plaats van samenkomst voor Mithras verering) Mithras werd al snel de beschermheer van legers. Mithras was een machtig krijger. In ieder Mithraeum was een afbeelding te zien waarop te zien is hoe Mithras een stier doodt. We vinden hierin een duidelijke paralel met afbeeldingen van 'Nimrod, de machtige jager'.
Vooral door de Romeinse soldaten werd Mithras al snel de belangrijkste godsdienst van het Romeinse rijk. Doordat de Romeinse legers 'overal' heen trokken verspreidde de cultus van Mitras zich snel. In de tweede eeuw, verspreidde de verering van Mithras zich ook in Duitsland doordat een sterk leger dit gebied verdedigde. De meeste Mithraeums in het westen werden ontdekt in Duitsland. Er is een inscriptie gevonden van een inwijding van een Centurion als volgeling van Mithras. Deze inscriptie dateert uit het jaar 148 n. Chr. Het meest bekende relief van de Mithras verering, die twaalf scènes uit het leven van de god laten zien, is gevonden in Neuenheim, Duitsland in 1838. Op 25 december wordt ieder jaar de geboorte van de nieuwe zon gevierd. De zon die op die dag op het laagst stond, werd op die dag opnieuw geboren. Voordat de Mithras cultus naar Rome werd gehaald, vierde men op deze dag het feest van Saturnus. Dit was ter ere van de god Saturnus die direct terug te herleiden is naar Nimrod de zonnegod. 'De laatste paar eeuwen is duidelijk geworden dat in Griekse en Latijnse teksten een mysterieuze verwarring is ontstaan over: 'Zon' in het Grieks 'Helios' en in het Latijn 'Sol' als verwijzing naar de planeet 'Saturnus'! Over de Babylonische sterren aanbidders schrijft Diodorus: 'tot degene die we Saturnus noemen, geven we de speciale naam: 'Zon-ster'.'
(Vertaald uit: Saturn: The Ancient Sun God, door: David Talbott) Omdat deze twee feesten op dezelfde dag gevierd werden en erg op elkaar leken integreerden ze snel als één feest. Het feest heette in die tijd 'Saturnalia'.
Het werd gevierd met het geven van pakjes, muntstukken en kaarsen, het houden van grote (gezamenlijke) maaltijden, het versieren van een (groenblijvende) kerstboom, takken en kransen aan de deuren en muren.
In de eerste 350 jaar na Christus, waren de kerkleiders helemaal geen voorstanders van een dergelijk feest. De navolgende citaten geven daar al iets van weer:. 'Het Saturnalia feest, Nieuwjaar en Midwinter festivals, komen steeds vaker bij ons voor. Kado's worden uitgedeeld, spelen gespeeld en grote maaltijden gehouden. De Pagans zijn toegewijd aan hun eigen feesten. Maar dit soort mensen zouden de dag des Heren of het pinksterfeest niet met ons kunnen vieren'
(Vertaald uit: Terrulian, De Apologie, Volume 1)* *(Terrulianus (160-230) een belangrijke christelijke schrijver uit Cartago, Noord Afrika. Hij was presbyter (dat is te vergelijken met een ouderling. In de Roomse/Anglikaanse kerk een functie van priester) 'Jullie christenen hebben jullie eigen inschrijving (hier wordt het lidmaatschap van een kerk bedoeld) jullie eigen kalender. Jullie hebben niets uit te staan met de feestdagen van de wereld. Sterker nog jullie zijn geroepen tot het tegenovergestelde.'
(Vertaald uit: Terrulianus, De Apologie, Volume 1) 'Het heeft inderdaad consequenties als we deel zouden nemen aan een publiek feest, tenzij men zou kunnen bewijzen dat er niets mis mee was en alleen gefundeerd zou zijn op het ware karakter van God. Maar het zogenaamde publieke festival kan in geen enkel opzicht in harmonie gebracht worden met het dienen van God. In tegendeel ze zijn ervoor gemaakt om te dienen als herdenkingen van menselijke instellingen.'
(Origenes*, vertaald genomen uit: a Dictionary of Early Christian Beliefs door: David W. Bercot.) * (Origenes (185-255), Opleid door Clement van Alexandria, was een bekend en geliefd schrijver uit die tijd hij schreef meer dan duizend werken.) Dit zijn een paar oude documenten die iets schrijven over de manier waarop de christenen van die tijd aankeken tegen een dergelijk feest. Het was pas veel later dat men besloot om de Pagan-gelovigen tegemoet te komen en een aantal van hun gewoontes te 'verchristelijken'. 'Nu was het keizerrijk officieel christelijk, wat zou Constantijn doen met al de traditionele, reeds bestaande heidense vakanties? In zijn koninkrijk en onder zijn leiderschap was het niet geheel stabiel. Hij had zijn andere drie rivalen verslagen, maar er waren nog steeds vijanden in het land. 'Hij sloot een huwelijk tussen het christendom en zon aanbidders' (Eutropius, X pagina 131-133) de oorspronkelijke godsdienst van Constantijn…. Hij zou zeker geen revolutie riskeren door de Pagan-gewoontes zomaar te verbieden…… Christenen uit die dagen pasten de stelling toe om; 'de Pagans halverwege tegemoet te komen.'
(Vertaald uit: It's that time again! , Geschreven door: Theophorus)

Kerstboom en andere gewoontes

Kerstboom:

Het hoeft geen uitleg dat de kerstboom wel het meest verweven is met kerst. Een kerst zonder kerstboom is volgens veel mensen geen echte kerst. Deze stelling betreft ook gelovige christenen die tegelijkertijd beweren dat kerst alleen maar om het kindje Jezus gaat. Hoe kan het dan dat de viering van de geboorte van Jezus Christus zo verbonden is met de kerstboom? Heel eenvoudig, de kerstboom was er al voor dat Jezus geboren was…. Het gebruik van een kerstboom, kompleet met pakjes, was al meer dan duizend jaar voor Christus in gebruik bij de heidense godsdiensten. Al ver voor de geboorte van Jezus Christus hakte men in het bos rond 25 december een dennenboom, sloeg er een kruis onder zodat hij bleef staan en versierde de boom. Naast de vele 'wereldse' verhalen die dat onderbouwen, lezen we dat ook in de bijbel in Jeremia 10 vers 1 t/m 6: 'Hoort het woord, dat de Here tot u spreekt, huis van Israël! [2] Zo zegt de Here: Gewent u niet aan de weg der volkeren en schrikt niet voor de tekenen aan de hemel, omdat de volkeren daar voor schrikken. [3] Want de handelwijze der volken, die is nietigheid: want als een stuk hout heeft men het uit het woud gehakt, -arbeid van werkmanshanden met de bijl- [4] met zilver en met goud siert men het op, met spijkers en hamers maakt men het vast, zodat het niet waggelt. [5] Als een vogelverschrikker in een komkommerveld zijn zij, zij spreken niet, zij moeten beslist gedragen worden, want zij kunnen geen stap doen, vreest voor hen niet, want zij doen geen kwaad, maar goeddoen is er bij hen niet. [6] niemand is U gelijk, Here! Groot zijt Gij en groot is uw naam in kracht!' De King James vertaling zegt in vers 3: '…for one cutteth a tree out of the forest, .....'
Vertaling: ….want iemand hakt een boom uit het bos, ..
Deze zin komt beter overeen met de originele Hebreeuwse tekst daar wordt namelijk het woord ' 'ets ' {ates} gebruikt, wat boom betekent.
Het opschrift boven deze tekst is 'God en de afgoden'. In vers 5 zien we ook duidelijk dat Jeremia over deze boom net zo spreekt als over afgoden gesproken wordt. Zij spreken niet zij kunnen niet lopen* enz. In vers 6 lezen we dat God wel groot en machtig is. We moeten ons dus niet naar de stomme afgoden wenden maar naar God.
*(Psalm 115) Bomen worden in vrijwel alle culturen op de een of andere manier vereerd. Op oude afbeeldingen uit Babylon zien we Nimrod altijd met een groenblijvende tak in zijn hand. Na zijn dood vertelde Semirames dat Nimrods geest zolang zijn toevlucht had genomen in bomen, zodat hij niet hoefde te sterven. Semirames leerde de mensen als eerste om groenblijvende bomen te eren als symbool van haar man Nimrod de Zonnegod. 'De boom van het leven strekt zich uit van boven naar beneden, en is de zon die allen verlicht.'
(Het Hebreeuwse boek: 'Book of Zohar') 'Egypte: Hier ging het meestal om de palmboom als representatie van Osiris. Osiris was namelijk een boomgeest. Zoals Baal-Tamar, een typebeeld van de (satanische) messias was. In een ceremonie, beschreven door Firmicus Maternus, wordt dit ritueel in het bijzonder geassocieerd met de dennenboom, want die boom werd omgehakt en uitgehold om daarna de beeltenis van de god te krijgen. De legende vertelt hoe Osiris door haar slechte broer werd vermoord en hoe zij zich verenigde met de boom die om haar graf heen groeide.' Rome: de heilige boom was de dennenboom en de god was Baal-Berith (heer van de den) het was een woordspeling in het voordeel van de ingewijde, want Baal-BerEth betekende Heer van het Verbond. Het thema van het aanbidden van de gestorven Osiris werd voortgezet door de Kelten, die voerde zelfs een rituele begrafenis uit van de boom'
(Vertaald uit: Chrismas, deel 2, geschreven door: Tricia Tillin.) Zo zouden er talloze voorbeelden te geven zijn. Eigenlijk is het wel algemeen bekend. We hoeven alleen maar te denken aan de bosnimfen uit sprookjes of de kabouters die in paddestoelen en bomen wonen.
De meeste mensen zullen het gebruik kennen om geluk 'af te kloppen' op hout. Hout aanraken of op hout kloppen is al eeuwen een occult gebruik om geluk te onttrekken aan bomen of boomgeesten.
Een goed voorbeeld is ook Odin aan wie men offerde door dode dieren en soms mensen in een boom te hangen. We kennen Druïden die aan bomenverering een groot deel van hun kracht ontlenen. Al was het maar uit de stripverhalen van Astrix en Obelix en de Druïde die regelmatig een maretak nodig heeft om zijn toverkunsten te kunnen uitvoeren. Semirames werd in het latere Assyrische rijk vooral bekend onder de naam Astarte. De naam Astarte betekent 'Asht-tart' dat betekent 'de vrouw die torens maakte'. (denk aan de ziggurats) Bij de altaren van Astarte werden bij voorkeur dennenbomen geplant. Tijdens offerfeesten werden deze bomen versierd. We vinden dat ook in de bijbel in 2 Kronieken 24 vers 18 'Toen verlieten zij het huis des Heeren, des Gods hunner vaderen, en dienden de bossenen de afgoden; toen was een grote toornigheid over Judea en Jeruzalem, om deze hun schuld'.
(Staten vertaling 'Jongbloed') Het woord bossen dat hier gebruikt wordt is in het Hebreeuws: 'asherah' {ash-ay-raw} Het Hebreeuwse woordenboek vertaalt het als volgt: Ashera(h) = bossen voor afgoden verering
een Babylonische godin Astarte -Canaänitische godin
Heilige bomen (of palen) die bij een altaar staan. We zien hier dat ook Israël bekend was met het vereren van bomen en wel de bomen van Astarte. Als we het begin van het boek Richteren lezen, staat daar in Richteren 2: '[10] Nadat ook dat gehele geslacht tot zijn vaderen vergaderd was, kwam na hen een ander geslacht op, dat de Here niet kende, noch het werk, dat Hij voor Israël gedaan had. [11] Toen deden de Israëlieten wat kwaad is in de ogen des Heren en gingen de Baäls dienen. [12] Zij verlieten de Here, de God hunner vaderen, die hen uit het land Egypte geleid had, liepen andere goden achterna uit de goden der volken rondom hen, bogen zich daarvoor neer en krenkten de Here. [13] Wanneer zij de Here verlieten en de Baäl en de Astartes dienden, [14] ontbrandde de toorn des Heren tegen Israël: Hij gaf hen in de macht van plunderaars, die hen uitplunderden, en Hij gaf hen over in de macht van hun vijanden rondom hen, zodat zij niet meer tegen dezen konden standhouden.' We lezen later als Gideon tot Richter geroepen wordt dat hij van God zelf de opdracht krijgt om het Altaar van Baäl en de gewijde bomen van Astarte om te hakken als eerste aanzet tot het bevrijden van Gods volk uit de handen van de Midianieten.
Richteren 6: '[25] In die nacht nu zeide De Here tot hem: neem een Stier van uw vader, namelijk de tweede stier van zeven jaar, haal het altaar van Baal, dat van uw vader is, omver en houw de gewijde paal om, die daarbij staat. [26] Bouw dan een altaar voor de Here, uw God, op de top van deze versterkte plaats; breng het in gereedheid, en neem de tweede stier en offer hem als brandoffer met het hout van de gewijde paal, die gij zult omhouwen.
[27] Toen nam Gideon tien mannen van zijn knechten en deed zoals de HERE hem gezegd had omdat hij dit echter uit vrees voor zijn familie en de mannen van de stad niet overdag wilde doen, deed hij het des nachts. [28] Toen nu de mannen van de stad in de vroege morgen opstonden, zie toen was het altaar van Baal afgebroken, de gewijde paal die daarbij stond, was omgehouwen en de tweede stier geofferd op het altaar, dat er gebouwd was. [29] Zij zeiden tot elkander: Wie heeft dit gedaan? En toen zij een onderzoek instelden en navraag deden, zeide men: Gideon, de zoon van Joas, heeft dit gedaan. [30] Daarop zeiden de mannen van de stad tot Joas: Breng uw zoon naar buiten; hij moet sterven, omdat hij het altaar van Baal heeft afgebroken en de gewijde paal omgehouwen, die daarbij stond. [31] Maar Joas zeide tot allen, die bij hem stonden: Wilt gij voor Baal strijden? Of wilt gij hem helpen? ' Het woord gewijde paal wordt in de staten vertalingvertaald met 'bos' in de zin van een aantal bomen. De lutherse vertaling vertaalt het met: 'Aschera-beeld'. De originele Hebreeuwse tekst spreekt ook hier van: Ashera(h)* wat dus zo veel als heilige boom betekent.
*(= bossen voor afgoden verering, een Babylonische godin Astarte -Canaänitieshe godin, Heilige bomen (of palen) die bij een altaar staan.) Voor alle duidelijkheid, bomen die bij de verering van Astarte horen zijn groenblijvende liefst sparachtige bomen. In sommige landen in het Midden-Oosten werden er ook palmbomen voor gebruikt. De spar had veelal de voorkeur omdat de piramideachtige vorm deed denken aan de toren van Babel en met zijn punt naar het rijk der goden wees.
Ook werden takken en kransen als bescherming tegen boze geesten aan de muren van huizen gehangen. Ook werden op deuren kransen gehangen ter ere van Mithras. Voor dat christenen kerstfeest vierden was dit gebruik al heel gewoon bij de Pagangelovigen. 'De Romeinse verraders bekleden hun deur met een krans van groene takken. Ze versieren hun portieken met overdreven lampen……
Verder wil ik nog zeggen dat Christenen niets te maken moeten hebben met de feesten van de heidenen.'
(Terrulianus (160-230) een belangrijke christelijke schrijver uit Cartago, Noord Afrika. Hij was presbyter (dat is te vergelijken met een ouderling. In de Roomse/Anglikaanse kerk een priester) Later in zijn leven schrijft hij: 'Tegenwoordig vind je meer deuren van heidenen zonder lampen en kransen dan van christenen…. Als het voor de eer van een afgod is, dan is het zonder twijfel afgoderij. Zelfs al zou het alleen tot eer van een mens zijn……laten we goed bedenken dat afgoderij ook het verheerlijken van mensen is.'
(Terrulianus (160-230)) In die tijd kende men de (kerst)kransen ook van bijvoorbeeld de lauwerkrans die aan een overwinnaar werd toebedeeld. Terrulian vertelt eigenlijk dat het niet uit maakt of je met een krans een mens of een god eert, beide is volgens hem afgoderij.
Het gebruik van kransen was dus al honderden jaren in gebruik om goden te eren.
Het vereren van de bomen werd onder andere gedaan door deze te versieren met bijvoorbeeld zilver en goud (Jeremia 9 vers 4). Ook werden in het oude Babylon afbeeldingen van zon, maan en sterren gebruikt. Dit alles ter ere van de zonnegod. De Pagan gelovige gebruikte ook slingers van bloemen als offer voor de boomgeest. Bij de Kelten werden dode vogels (en andere dingen) opgehangen in de offerboom. Ook zijn we verhalen tegen gekomen van poppen die in bomen werden gehangen als mensenoffer. Mogelijk waren het zelfs mensenoffers in een nog verder verleden. Het is bekend dat men vroeger bomen gebruikte om mensen te 'kruisigen', pas later werden het kruizen zoals we dat kennen uit de bijbel. We hangen nog steeds slingers op ter ere van een jarige. In veel culturen worden vrouwen geëerd door hen gouden en zilveren versieringen te geven.
Ook het liedje: 'o, dennenboom o, dennenboom, wat zijn uw takken wonderschoon', geeft wel aan dat de boom vereerd wordt. De boom(geest) een compliment geven werkt geluk in de hand. We kennen nog steeds de uitspraak dat, praten tegen bloemen een positieve uitwerking op de bloem zou hebben. 'In de meeste, zo niet al deze gevallen wordt de geest opgevat als een deel van de boom; hij bezielt de boom en lijdt en sterft met de boom. Maar volgens een andere en waarschijnlijk latere opvatting is de boom niet het lichaam, maar alleen de verblijfplaats van de boomgeest die hem dan ook naar believen kan verlaten en erin kan terugkeren.'
(De gouden tak, door: J.G. Frazer) Het vereren van bomen of boomgeesten is al heel oud en is voornamelijk vanuit de noordelijke landen tot geheel Europa door gedrongen. Zo vinden we op een Zweedse rotstekening zelfs een afbeelding dat men een boom meeneemt op reis per schip, om zo een voorspoedige reis te garanderen.
Dat de boom in verhouding veel te groot is getekend geeft de mate van belangrijkheid aan
Het vereren van bomen of boomgeesten was een belangrijk gegeven in veel landen. 'Hetzelfde idee komt tot uiting in het Duitse en Franse ritueel van de oogstmei. Dit is een grote tak of een hele boom die wordt versierd met korenaren die met de laatste wagen van de akker zijn meegevoerd; hij wordt op het dak van de boerderij of de schuur bevestigt en blijft daar een jaar staan. Mannhardt heeft aangetoond dat deze tak of boom de belichaming is van de boomgeest, opgevat als de geest van de plantengroei in het algemeen, wiens levenschenkende en bevruchtende kracht men aldus op het graan laat inwerken. ……Voorts zorgt de boomgeest ervoor dat het vee zich vermenigvuldigt en zegent hij vrouwen met kinderen. In het noorden van India is de Embuca oficinalis een heilige boom. Op de zevende dag van de maand Phalgun (februari) worden er plengoffers gebracht aan de voet van de boom, wordt er een rood of geel koord om de stam gewikkeld en bidt men tot de boom om vruchtbaarheid voor vrouwen, vee en gewas.'
(De gouden tak, door: J.G. Frazer) Als we nu denken dat het vereren van bomen allemaal in verre heidense landen gebeurde, hebben we het behoorlijk mis. Het vereren van bomen was in geheel Europa en dus ook in Nederland heel goed doorgedrongen. We zullen een paar voorbeelden geven van Nederlandse bomenverering. 'Het tweede deel van de beide plaatsnamen bestaat uit loh of lo. Zoals wij reeds zeiden (hst. VIl zijn er tal van plaatsnamen in Nederland die op lo eindigen en niet minder dan zeventien plaatsen heten alleen Loo. Lo of Het Loo. Verwant hiermede zijn de Duitse plaatsen, die op loh of lau eindigen. Tegenwoordig neemt men meestal aan, dat lo betekent: "een bos met laag geboomte waar stukken open weideland in liggen" en dat is voor onze tijd ook wel een juiste aanduiding. Maar dan verder volgt de verklaring: os. loh = laag hout; oeng. leah: weide, verwant aan het lat. lucus = (heilig) bos. En daar ligt dan de kern van de zaak: eertijds was een open plaats in een heilig bos vaak een heilige plaats en thans natuurlijk alleen een stuk weide; de naam van heilige plaats ging op het bos over, maar soms zijn er nog vage herinneringen aan de oude toestand, b.v. als een plaats bij Caèn St. Lô genoemd wordt, maar ook als er sprake is van het Lobos (ten zuiden van Kootwijk). Als lo bos betekende, dan zou het wel een zeer eigenaardig pleonasme zijn, maar als het "heilige plaats" betekent, dan is de naam als heilig bos of bos met een heiligdom volkomen verklaarbaar. Voorts kennen wij in Vlaanderen een Lochristie, een aan Christus gewijd heiligdom, dat eertijds dat van een bepaalde heidense God zal zijn geweest.'
(Uit: Noordeuropese mysteriën en hun sporen tot heden, door: F.E. Farwerck) Hoe lang deze bomenvereringen in Nederland nog hebben voortgeduurd, blijkt wel uit een bericht uit 'De Volksche Wacht' over een gebruik in Mekkelhorst (Denekamp) in Twente: 'Drie dagen voor Hemelvaartsdag, tegen de avond, verzamelen zich de bewoners zich bij het kruisbeeld op het dorpsplein dan stelt de stoet zich in beweging. De mannen lopen met ontbloot hoofd, in werkkleding en op klompen. Men loopt door elkaar, ieder in zijn eigen pas. De tocht begint bij het kruisbeeld op het dorpsplein, maar het doel er van was "de Oôlen stobben", een eik, die vroeger op een boerenhof stond, maar nu gemeente-eigendom is geworden. Een verharde weg maakt een bocht om de boom te sparen. Bij de boom gekomen, knielt men en zegt men een aantal gebeden op.'
(Volksche Wacht, Juli 1942) Bij het verifiëren van dit verhaal stuitten we op nog meer van dit soort gebruiken. Zo heeft Denekamp tot op de dag van vandaag nog de zogenaamde 'paasgebruiken' Uit het blaadje dat door de VVV in Denekamp wordt uitgegeven 'De Denekamper' zullen we een paar zinsneden halen die het gebruik weergeven: 'Wanneer de boom is aangewezen, wordt bijna onmiddellijk begonnen met het omhakken ervan……Het omhakken van de boom is een soort voorrecht, dat slechts enkele personen is voorbehouden een voorrecht ook, dat van vader op zoon overgaat……. Nog is de houthakker niet gereed, de boom moet namelijk van zijn zwaarste takken worden ontdaan. Als dat karwei ook geklaard is, grijpen vele handen toe een lange keten van mensen wordt gevormd en het slepen van de paasstaak begint……
In het dorp aangekomen wordt de boom voor de R.K.Kerk gedeponeerd. Velen gaan de St.Nicolaaskerk binnen voor een korte kerkdienst……. Na de kerkdienst wordt de boom weer verder gesleept naar de Paasweide, de plaats waar het hout voor het paasvuur ligt opgestapeld…….
Dan begint het moeizame werk van het in het gat overeind zetten van de staak.
Ladders komen er aan te pas, eerst korte en naarmate de staak verder overeind komt worden langere ladders gebruikt.
Inmiddels wordt de aarde in de kuil goed aangestampt. Eindelijk is het karwei geklaard en daar staat de boom, fier en recht met de teerton in de top. Hulpvaardige handen plaatsen nu ladders tegen deze "Paoschestaak".
Het is nu de taak van Judas om " 'n Paoschestaak 'n" te verkopen.' Een boom uit een 'heilig bos' halen en in het midden van een dorp plaatsen tijdens bijzondere feestdagen is een heel oud heidens gebruik. Natuurlijk zullen de Denekampers dit niet met verkeerde bedoelingen doen en voeren ze 'alleen maar' een oude traditie uit. Toch zien we hier duidelijk een overgebleven traditie die vooraf ging aan, het uit het bos halen van een dennenboom om die later in ons huis te zetten. Uit een ander toeristenboekje nog een paar voorbeelden van boom verering: 'Het Cruiselt of Cruselt was vanaf 900 een boerenerf. Hier is zichtbaar dat in de oude markegemeenschap Germaanse invloeden binnen het christendom eeuwenlang aanwezig waren. Nabij de boerderij stond een grote eikenboom, waartegen een kruis bevestigd was. Vanuit de dorpskerk toog men op speciale biddagen naar deze boom, om te bidden voor een goede oogst. Bij een periode van langdurige droogte werd er gebeden om regen.
(blz. 32) Tussen het grillige en donkere geboomte huizen meer wezens dan wij op het eerste gezicht kunnen waarnemen. Het zijn de verblijfplaatsen van aardgeesten, van hollen en hollinnen.
Wanneer een boer een ziek kind had, dan verweet hij dit aan de hollen. Als afweer staken ze een stuk brood en een pluk wol tussen de takken. Ze hoopten hiermee de wacholden gunstig te stemmen en ze spraken de volgende spreuk uit: 'Hollen en hollinnen, ik breng oe wat te spinnen en te eten. Ge zult spinnen en eten en mijn kinderen vergeten.'
(blz. 37) De buurtschap heette in 10de eeuw Mikulunhorst en in de 2de eeuw Mikelenhurst. De betekenis is vermoedelijk 'groot struikgewas'.
Het is het enige Twentse dorp waar Jezus aan een stenen wegkruis hangt en wel op de kern van een Ieycentrum.
We mogen dan ook aannemen dat deze plek eeuwen lang als 'heilig' werd beschouwd.
(blz. 73) Hier is in 1560 een van Ootmarsum naar Tubbergen wandelende priester de schedel ingeslagen. Vandaar dat de naam Plet, Twents voor schedel, aan deze plek is gegeven. Deze priester was op weg naar de Kroezeboom waarin het geheim r.k. diensten werden opgedragen.
(blz. 95)
(Twentse Sagenroutes door: Girbe Buist en Wiebe Hoekstra)
De meeste mensen zullen het liedje van 'de zevensprong' wel kennen. 'Heb je wel gehoord van de zevende zeven. Heb je wel gehoord van de zevensprong. Ze zegt dat ik niet dansen kan, maar ik kan dansen als een edelman. Dat is één, dat is twee, enz.
Maar weinig mensen beseffen waar dit liedje werkelijk om gaat. 'en dansen hier en daar nog de zevensprong. Weliswaar niet in de balzaal of op de dansvloer, maar folkloristisch in de openlucht. Daar hoort hij ook thuis, die dans. Tenminste, daar komt hij oorspronkelijk vandaan. Destijds was het de gewoonte rondom een oude boom, bij voorkeur een eik, zeven kuiltjes te maken. Men moest dan, met de hand aan de boom, zeven maal om de stam heen springen, waarbij de kuiltjes met de voet moeten worden aangeraakt. Wie dit op de juiste wijze vo1bracht, had weer zeven levens jaren tegoed. Tegenwoordig gaat het er heel wat anders aan toe. In bepaalde streken van ons land moet men er niet alleen bij stampen, maar ook beurtelings met knieën, ellebogen en neus de grond bij aanraken.'
(Folklore in het dagelijks leven, door: Ton de Joode) Het is moeilijk om precies na te gaan wanneer de kerstboom 'zoals wij hem kennen' in de huizen is terechtgekomen. Volgens het Druïde gebruik (dat wijd verbreid was in Duitsland Nederland en Engeland) zou het namelijk alleen op dorpspleinen moeten staan. 'In de roman van Durmart le Gaulois ziet de held in een bos een boom vol brandende kaarsen. En bovenin zit een naakt kind. Aan het slot wordt dan verteld, dat de Paus de oplossing van het gezicht geeft: de boom en de kaarsen zijn de mensheid en het kind is het Jezus-kind.
Hier vinden wij dus de kerstboom met het kerstkindje en wij kunnen moeilijk aannemen, dat dit gezicht ontstaan is in een tijd, toen men nog geen kerstboom met kaarsen kende………..
Omstreeks 1600 horen wij dan uit dezelfde plaats, dat de kerstboom met appelen en oblieën behangen werd. Hierbij wordt gesproken van het "oprichten van een mei wat dus kennelijk op een boom slaat. Met "Driekoningen" kwamen de kinderen aan de boom "schudden"
Een aquarel uit 1601 vertoont St. Christophorus bij een boom vol etens- en drinkwaren, waar het kerstkind naar grijpt. En iets later, uit 1605, komt het bericht uit Straatsburg: men richt met Kerstmis een dennenboom in de kamer op en behangt die met veelkleurig geknipt papier, appelen, oblieën, klatergoud, in de 18e eeuw wordt hiervan nog herhaaldelijk melding gemaakt………… In Zweden kende men reeds vroeg een soort kunstmatige lichtboom, een houten geraamte, dat een boom voorstelde, op welks takken lichten geplaatst waren. Hieruit vloeit dan na verloop van tijd de driearmige luchter voort, die nog overal in Zweden met Kerstmis wordt ontstoken en dus wel verwant zal zijn aan de Engelse kandelaar, waarmee dit eveneens geschiedt. Deze ontwikkelingsgeschiedenis van houten geraamte tot kandelaar kan het vermoeden rechtvaardigen, dat daaraan een echte boom ten grondslag ligt en dit voert de oorsprong van de verlichte kerstboom weder verder terug, zonder dat het echter mogelijk is, een datum te noemen.'
(Uit: Noordeuropese mysteriën en hun sporen tot heden, door: F.E. Farwerck) Het heeft tot de 17e eeuw geduurd voor de dennenboom algemeen geaccepteerd werd als kerst-ritueel. Men begon in Duitsland met het binnenshuis plaatsen van dennenbomen. Dit werd voornamelijk gedaan door zeer rijke mensen. Pas in 1841 werd dit gebruik door Prins Albert de echtgenoot van Koningin Victoria ontdekt. Hij liet een grote dennenboom optuigen naar Duits voorbeeld en al snel volgde de Engelse adel en later ook de gewone burgers. Toen overigens in 1851 door een paar Duitse emigranten in Amerika, een grote 'kerstboom' werd neergezet, vonden de bestaande kerken het zo'n vreselijke 'terugkeer naar het Paganisme' dat men de minister er toe bewoog de kerstboom te laten weghalen. Ook het Vaticaan waarschuwde in de 19e eeuw tegen 'de invoering van het heidense gebruik van de kerstboom' in Italië Als laatste wil ik nog een kort stukje toevoegen uit een handleiding van Pagan-gelovigen. Het beschrijft hoe zij het zonnewendefeest vieren. Ik beperk me hierbij tot een stukje over hun 'Yule tree' (kerstboom): '· Decoreer de dennenboom als een gewone kerstboom. De boom mag een levende, nog groeiende boom zijn met kluit in een container of een die uit het bos is gehakt.
·
De boom mag reeds voor de zonnewende gedecoreerd worden, zelfs al tijdens de gehele vakantie voor de zonnewende. Ieder familielid behoort een ornament (pronkstuk) in de boom te hangen. De ornamenten behoren een afbeelding te zijn van zon, glimmende rode of gouden ballen zijn bijzonder geschikt, mede vanwege hun symbolische waarde. Een ster, afbeelding van een vlam of een echt licht in de top van de boom is ook een uitstekend zonnewende symbool.
·
Electrise verlichting kan een uitstekende rol spelen in de viering. De lichtjes mogen pas aan na de zonnewende viering, tenzij de boom voor langere tijd staat dan moeten de lichten voor de viering uit gedaan worden en daarna pas weer aan.'
(Vertaald uit: Winter Solistic Celebrations for Families and Households, by Selena Fox) Kerstballen: Een van de dingen die we tegenwoordig in de kerstboom hangen zijn mooie glimmende kerstballen. Het koste ons in eerste instantie veel moeite om de oorsprong van de kerstbal terug te vinden, maar het is toch gelukt. 'Blinkende voorwerpen bezitten vanouds in het volksgeloof een onheil afwerende kracht. Oude gegevens hierover werden beschreven door Jacob van Maerlant in 'Der Naturen Bloemen: het werk verscheen voor het eerst in de jaren 1266-1269. De steen Adamas (- diamant; gekristalliseerde koolstof) 'es nutte te toeverien' over de steen Gagat (een zwarte sterk blinkende Steen) schrijft hij: jeghen toeverie es hi goet'. De traditie dat blinkende voorwerpen zoals kristallen of glazen spiegels heksen kunnen afweren is dus al oud. Heksen zijn bang voor hun eigen spiegelbeeld en dat geldt zeker, wanneer dat beeld nog extra verwrongen wordt door een bolronde bal van zilverglas, die een 'heksenbal' genoemd wordt.'
(Onze volkskunst door: dr. T. de Haan)
Er zij twee soorten (kerst)ballen. De ene soort is van transparant glas en er is een soort dat gemaakt is van glas maar voorzien van een reflecterende laag in verschillende kleuren. Ook deze ballen bestaan al lang, vooral de transparante soort deze dateert van meer dan 300 jaar geleden. Toen waren deze ballen bekend onder de naam: 'heksenbal'. Toen we onder andere via internet informatie zochten, was er iemand die lid was van het WiccaNet* die ons een citaat stuurde uit een boek dat bij Wiccaheksen veel gebruikt word
*( Wicca is een naam van een soort heksen. Zij noemen zichzelf 'witte heksen' zij bedoelen daarmee dat zij de goede heksen zijn, die er op uit zijn het kwade te vernietigen en in harmonie met de natuur te leven. We willen met nadruk stellen dat wij het daar niet mee eens zijn en alleen in het belang van dit onderzoek gebruik maken van hun materiaal) 'Heksen ballen waren erg populair in de 18e eeuw in Engeland, maar hun eigenlijke oorsprong is veel ouder. Al meer dan 300 jaar worden glazen ballen voor de ramen gehangen om vervloekingen, boze geesten en ongeluk af te weren. Het doel van het ophangen van deze ballen is een, voorbijgaande boze geest die een mogelijk gevaar vormt voor de harmonie in huis, af te leiden. De geest raakt dan gehypnotiseerd door de schittering van de bal. Als de geest de bal aanraakt wordt hij geabsorbeerd en raakt gevangen in de bal.' Het lijkt misschien vreemd om te lezen dat een geest gevangen zou kunnen raken in glas, maar ook in veel oude sprookjes komen geesten in lampen en flessen voor. Over de glimmende moderne ballen die we het beste kennen uit de kerstboom vonden we onder andere een stukje in een catalogus die vandaag de dag nog door heksen word gebruikt. 'Een heksenbal word ook wel 'glasbal' genoemd. Het is een fel glimmende bal van glas, die vaak aan een lint of kettinkje voor het raam word gehangen. Ook worden ze wel eens in een hoek van de kamer op een standaard gezet. Meestal gaat het om een spiegelkleurige zilveren bal, maar tegenwoordig worden ze in veel kleuren gemaakt. Toch is hun werking in de vergetelheid geraakt.
Deze heksenballen zijn bedoeld om het kwade terug te kaatsen. Ook worden negatieve invloeden teruggestuurd naar degene die ze verstuurd heeft. Speciaal het boze oog wordt hiermee effectief afgeweerd.
De ouder types werden van transparant glas of groenachtig glas gemaakt, ook wel gevuld met vele gekleurde draadjes.' In een stuk over het eventueel zelf maken of gebruiken van heksenballen wordt als tip gegeven tijdens de kerst een paar ballen te kopen in de gewone winkels en daar linten aan te maken. Deze heksenballen werden vroeger ook in verband gebracht met de 'zonnewende' feesten van de noordelijke gebieden zoals Siberië, Noord-Cannada en Groenland. Daar geloofde men dat de Sjamaan* zou verschijnen als de zon op zijn laagste punt stond. Deze Sjamaan was een belangrijke figuur in hun religies omdat hij degene was die tussen de aarde en de hemel kon reizen.
*(Sjamaan= toverdokter of tover priester) 'De Sjamaan vertoonde zijn magische krachten en voorspraak bij de goden door middel van het eten van hallucinerende paddestoelen 'fly Agaric' Deze paddenstoelen werden ook gegeten door rendieren! In deze hoedanigheid 'vloog' de Sjamaan door de lucht en stond er om bekent dat hij via het rookgat de huizen of onderkomens van de mensen binnenkwam.
De angst van de mensen voor deze gruwelijke Sjamaan werd gedeeld door degenen die Odin als hun god hadden…..
Odin was een soort Sjamaan. Hij de vader der vaders, de god van de oorlog en de god van de hangende. Hij leefde in Walhalla en nuttigde daar grote maaltijden. Tot zijn eer werden -meestal overwonnen vijanden- met speren doorboord terwijl ze aan een boom hingen. De boom was Odins manier van lijden en overwinning op de weg naar mystieke kennis…..
In vroeger tijden versierde men tot zijn eer bomen met schedels van mensen offers.'
(Vertaald uit: Chrismas, geschreven door: Tricia Tillin) We zien hier een duidelijke achtergrond voor de kerstman. Odin wordt vaak afgebeeld in gezelschap van rendieren. Het was de gewoonte om in je huis iets achter te laten voor de Sjamaan. Voor het slapen gaan legde men dan iets van voedsel neer in de hoop dat de Sjamaan/kerstman daardoor gunstig gestemd zou worden.
Precies datzelfde ritueel kennen we uit Amerika en inmiddels ook al in ons eigen land. (hier vinden we ook een deel van het Sinterklaas verhaal hoewel nog niet gecombineerd met het verhaal van Bisschop Niklaas uit Myra, Turkije en de mannen met zwarte gezichten van het 'Doden Heir')
Dat deze legendes en verhalen juist uit de noordelijke landen komen verklaart ook dat de Kerstman op de Noordpool zou wonen. Ook vinden we in de meeste kerststukjes paddenstoelen terug. Het liefst de rood met witte stippen. Dit is een van de hallucinerende paddestoelen die door toverdokters wordt gebruikt. Het is ook niet zo maar dat uitgerekend in deze paddestoelen kabouters zouden wonen, maar dat is een ander verhaal. Zonder al de kerstgewoontes te willen bespreken, zal inmiddels wel duidelijk zijn dat de meeste van onze 'kerstattributen' te maken hebben met het afwenden van onheil en het aantrekken van voorspoed en geluk. Dat is inderdaad de reden waarom Jezus Christus geboren is. Doordat Jezus Christus naar de aarde kwam wendde Hij ons onheil dat door Adam in de wereld was gekomen af en bracht ons 'leven en overvloed' (Joh 10:10) Misschien verklaart dat waarom veel heidenen die tot geloof kwamen juist deze rituelen hebben meegenomen in de christelijke feestdagen. De opmerking die we het meeste horen als het hierover gaat is; het maakt allemaal niet zo veel uit, we zien er niets verkeerds in. Wij vieren het met een andere intentie.
Toch zijn het dezelfde mensen die ook zeggen dat als iemand uit bijvoorbeeld India zich bekeerd tot het christendom, ze de oude goden moeten afzweren en Jezus Christus alleen op de 'troon' moeten zetten. Ze zijn het er dan ook niet mee eens als ze Het altaar van Shiva* laten staan en met de wierook en belletjes nu aan Jezus Christus denken.
*(Shiva is een Indiase god) Er wordt van hen verwacht dat ze iedere betrokkenheid met hun oude religie afzweren. Dat is ook heel bijbels, zie bijvoorbeeld 1 Samuël 7 vers 3-5: '[3] Toen zeide Samuël tot het gehele huis Israëls: Indien gij u met uw gehele hart tot de Here bekeert, doet dan de vreemde goden en de Astartes uit uw midden weg en richt uw hart op de Here en dient Hem alleen; dan zal Hij u redden uit de macht der Filistijnen.[ 4] Daarop deden de Israëlieten de Baäls en de Astartes weg en dienden de Here alleen. [5] Toen zeide Samuël: Roept geheel Israël bijeen te Mispa; dan zal ik voor u tot de Here bidden.' Ook Jacobus is er erg duidelijk in Jacobus 1 vers 27: '[27] Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, de Vader, is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren.' Laten we goed beseffen dat deze dingen wezenlijk niets met kerst te maken hebben en slecht een overblijfsel van oude rituelen zijn.

Het kerstverhaal

Omdat ook over het kerstverhaal zelf nog al wat misverstanden zijn ontstaan in de loop der tijd, lijkt het ons goed om ook dat nog even onder de loep te nemen. Hoewel de meeste mensen menen het kerstverhaal nu wel zo onderhand te kennen, blijkt een nadere studie toch wel op z'n plaats.
Om te beginnen valt het op dat de twee evangeliën eigenlijk een 'verschillend' kerstverhaal vertellen. Zo vertelt Matteus het verhaal van de 'wijzen uit het oosten' en heeft het niet over de herders of de geboorte zelf. Ook vertelt Matteus als enige over de vlucht naar Egypte en de kindermoord. Ook is het Matteus die vertelt over de Engel die aan Jozef verschijnt en niets zegt over de Engel bij Maria.
Lucas daarentegen vertelt in een korte zin iets over de geboorte en verder het verhaal van de herders. Niets over de 'wijzen' of de vlucht naar Egypte. Lucas besteed juist veel aandacht aan de Engel die aan Maria verschijnt en niets over de Engel aan Jozef. Het is wel bijzonder dat juist deze twee evangeliën rond dezelfde tijd zijn ontstaan. Het evangelie van Matteus en Lucas zijn, samen met de Handelingen der apostelen en de brief van Judas, rond het jaar 75 na Christus geschreven. Of het nu een bewuste keuze was om beide het verhaal van een andere kant te belichten, of dat de schrijvers andere informatiebronnen hadden, of dat de schrijvers gewoon kozen voor die stukken uit het verhaal die henzelf of hun doelgroep het meest aanspraken, we weten het niet. Wel is duidelijk dat het van belang is beide evangeliën als één geheel te lezen om het verhaal compleet te krijgen. Hoewel wij traditioneel een heel duidelijk beeld hebben over de geboorte van Jezus, blijkt in de praktijk dat alleen Lucas er heel even aandacht aan besteedt. '[6] En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou, [7] en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg.'
(Lucas 2 vers 6,7)
Matteus vertelt alleen maar dat 'Jezus geboren was te Betlehem in Judea,' (Matteus 2 vers 1) Hoewel er dus eigenlijk nauwelijks iets over de geboorte van Jezus in de bijbel staat hebben de meeste mensen er een heel gedetailleerd idee over. Ook als de engelen aan de herders vertellen waar ze Jezus kunnen vinden, lezen we: '[10] En de engel zeide tot hen: Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen: [11] U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David. [12] En dit zij u het teken: Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe. [13] En plotseling was er bij de engel een grote hemelse legermacht, die God loofde, zeggende:
[14] Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens. [15] En het geschiedde, toen de engelen van hen heengevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander spraken: Laten wij dan naar Betlehem gaan om te zien hetgeen geschied is en ons door de Here is bekendgemaakt. [16] En zij gingen haastig en vonden Maria en Jozef, en het kind liggende in de kribbe. [17] En toen zij het gezien hadden, maakten zij bekend hetgeen tot hen gesproken was over dit kind.'
(Lucas 2 vers 10 t/m 17)
Het enige dat Lucas vertelt is, dat Jezus in een 'kribbe' lag en in doeken was gewikkeld.
Beide evangeliën zeggen niets over een stal, niets over een os en een ezel. Hoewel men tegenwoordig juist de stal gebruikt om aan te geven dat Jezus geboren was in armoede, geeft Lucas alleen maar aan dat hij geboren was in een 'kribbe'. Als de stal werkelijk belangrijk zou zijn geweest voor het verhaal had men dat zeker vermeld. Ook als de engelen aan de herders vertellen waaraan zij het kindje Jezus kunnen herkennen, vertellen zij niets over een stal. Wel noemen zij met nadruk de 'kribbe'.
We hebben het woord 'kribbe' nadrukkelijk tussen aanhalingstekens geplaatst omdat het een verwarrende vertaling van het Griekse woord is dat in de grondtekst gebruikt word. Het Griekse woord 'phatne' dat hiervoor gebruikt is komt van het woord 'pateomai' en betekend 'om te eten'.
Een 'phatne' is een houten bak die inderdaad gebruikt zou kunnen worden als een kribbe, een voederbak. Toch is dit niet het eerste waar een Jood aan zou hebben gedacht in die tijd. Joden maakten namelijk gebruik van houten bakken om voedsel in te bewaren. Vooral brood werd in die tijd bewaard in houten bakken. Wij kennen nog wel de broodtrommel van vroeger, een aparte bak waarin we brood bewaarden, om het zo beter vers te houden. Door de invoering van plastic verpakkingen behoort ook dit zo goed als tot het verleden.
Ook wikkelde men in de tijd van Jezus (later ook nog) de broden in doeken. Zeker als de broden nog warm waren zorgde dit er voor dat ze konden uitwasemen en toch vers bleven.
Als we nu de uitspraak 'in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe/houtenbak' lezen zien we daar ineens de uitspraak die Jezus over zichzelf doet: '[48] Ik ben het brood des levens. [49] Uw vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten en zij zijn gestorven; [50] dit is het brood, dat uit de hemel nederdaalt, opdat wie ervan eet, niet sterve. [51]Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld.'
(Johannes 6 vers 48 t/m 51) Hoe kwam Jezus dus op aarde? Volgens Zijn eigen woorden 'als een levend brood'.
Zoals brood behandeld werd, werd Jezus behandeld tijdens zijn geboorte. Je zou dus kunnen lezen dat de engelen dus eigenlijk zeggen: Je zult hem vinden, toebereid als het levende brood.
Jezus is niet gekomen als voer voor dieren maar levend brood voor mensen! David M. Hargis, een Jood die onderzoek heeft gedaan naar de geboorte van Jezus beschrijft het als volgt: 'Wat betreft het feest der Tabernakels (loofhuttenfeest), heeft God bevolen dat Israël het volgende in acht zou nemen. Ze moesten een tijdelijke verblijf plaats bouwen die een 'sukkah' (loofhut) genoemd werd en daar acht dagen in wonen. (Leviticus 23:34-43). Deze 'sukkahs' moeten naast het huis gebouwd worden met slechts basis benodigdheden en voedsel voor de acht dagen. Het voedsel werd dan, in een kist of krib, in de hut geplaatst. De King James vertaling noemt deze houten bak een 'manger'. (De Nederlandse vertaling noemt het een krib)
(Vertaald uit: Messiah's Conception and Birth, IV Birth of Yeshua, geschreven door David M. Hargis) Nu blijft nog staan de tekst: 'omdat er voor hen geen plaats was in de herberg' (Lucas 2 vers7) Het Griekse woord dat vertaald is met plaats is 'topos'. Dit is een woord met een nogal uitgebreide betekenis. Zo kan het een gedeelte van een ruimte betekenen, een bepaalde bladzijde in een boek of bijvoorbeeld je positie of status binnen een groep. Als wij westerlingen denken aan een herberg, denken we aan een huis waar je kamers kunt huren voor één of meer nachten. Voor de Joden uit die tijd was dat niet zo. Om een goed idee te krijgen over een herberg moeten we een ander verhaal lezen waar hetzelfde Griekse woord 'kataluma', dat hier vertaald is met herberg, gebruikt wordt. Het woord komt nog twee keer voor in het nieuwe testament: '….maakt het Pascha voor ons gereed, opdat wij het kunnen eten. [9] En zij zeiden tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij het gereed maken? [10]Hij zeide tot hen: Zie, wanneer gij de stad inkomt, zal u een man tegenkomen, die een kruik water draagt. Volgt hem in het huis, dat hij binnengaat, [11] en zegt dan tot de heer van dat huis: De Meester zegt u: Waar is het vertrek, waar Ik met mijn discipelen het Pascha kan eten? [12] En hij zal u een grote bovenzaal wijzen, van alles voorzien: maakt het daar gereed. [13] En zij gingen heen en vonden het zoals Hij hun gezegd had, en zij maakten het Pascha gereed.'
(Lucas 22 vers 9 t/m 13) '…zeiden zijn discipelen tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij heengaan en toebereidselen maken, opdat Gij het Pascha kunt eten? [13] En Hij zond twee van zijn discipelen uit en zeide tot hen:
Gaat naar de stad en er zal u een man tegenkomen, die een kruik water draagt; volgt hem, [14] en zegt tot de heer van het huis, waar hij binnengaat: De meester zegt: Waar is voor Mij het vertrek, waar Ik met mijn discipelen het Pascha kan eten? [15] En hij zal u een grote bovenzaal wijzen, van al het nodige voorzien. Maakt het daar voor ons gereed. [16] En de discipelen gingen heen en kwamen in de stad en vonden het, zoals Hij hun gezegd had en zij maakten het Pascha gereed.'
(
Markus 14 vers 12 t/m 16) Hier wordt het Griekse woord 'kataluma' dus vertaald met 'vertrek' of nog beter gemeenschappelijke ruimte. Ook uit opgravingen blijkt dat herbergachtige gelegenheden uit een aantal grote gemeenschapplijke ruimtes bestonden. Mannen en vrouwen gescheiden.
Op een binnenplaats met meestal een galerij eromheen stonden dan de dieren. Omdat het hier om grote gemeenschappelijke ruimtes ging en niet om kleine privé gedeeltes (privacy is typisch westers) is het ook niet zo vreemd dat een bevallende vrouw daar niet zo maar tussen kon zitten. Zeker voor een Jood is dat onmogelijk, omdat een vrouw die bevallen is volgens de wet (Leviticus 12) onrein is. Voor een dergelijke vrouw was er dus geen plaats in de gemeenschappelijke ruimtes. Ook al zouden er maar drie gasten zijn geweest, zelfs dan zou ze niet toegelaten worden in de gemeenschappelijke vertrekken. In bijvoorbeeld een studiebrief uit Israël vonden we de volgende beschrijving van een oude herberg: 'De herberg zoals beschreven in Lukas 2:7 was geen hotel zoals wij die kennen. Het was een open hal, met tafels langs de muren, waar de gasten zich terugtrokken om te eten en te drinken. Dan lag men rond de tafels te slapen. Het was erg open en publiek, erg druk en lawaaierig, het best te vergelijken met een wachtruimte voor vliegtuigen, treinen of bussen.'
(Vertaald uit: -Israël Teaching letter- Chrismas a new look at an old story.) 'De herberg aan de rand van Betlehem leek veel op deze typische karavanserai, een van de vele soortgelijke logementen langs de voornaamste handelsroutes in die tijd. Behalve huisvesting bood een karavanserai ook bescherming. Ze waren gebouwd van rotsblokken uit de omgeving of van in de zon gedroogde stenen en omgeven door een muur om rovers buiten te houden. Een herberg die aan de horizon opdoemde, moet een welkom teken zijn geweest aan het einde van een stoffige reisdag. Zulke onderkomens werden altijd rond een waterbron gebouwd. De reizigers konden hun dieren op de open binnenplaats voeden en drenken en hun waterzakken aan de put vullen. Arme reizigers sliepen waarschijnlijk ook op die binnenplaats, maar bij slecht weer zochten ze met hun dieren onderdak in de overdekte gang onder de eerste verdieping.'
(Jezus en zijn tijd door: Hanny Ris-Hoogendoorn) Waar Maria zich teruggetrokken heeft om het kind te baren, vertelt het verhaal niet.
Een aannemelijke reden voor het verhaal van de stal dat later ontstond is er wel.
Toen het feest van de geboorte van Jezus eenmaal op de feestdag van Mitras gevierd werd, verstrengelden een aantal gewoontes en verhalen. Mitras was namelijk wel in een grot/stal geboren. De rotsgeboorte van Mitras was in die tijd een bekend verhaal. Omdat de meeste stallen van dieren in grotten gevestigd waren, kan je hier dus zowel grot als stal gebruiken.
De bijeenkomsten van de Mitras gelovigen waren ook altijd in een grot of een nagebouwde grotachtige ruimte. Juist omdat de bijbel nergens aangeeft waar Jezus geboren werd, ligt het voor de hand dat men dit oude verhaal gebruikt heeft om deze 'leegte' in het kerstverhaal te vullen. Ook omdat men gewend was om op 25 december iemand te gedenken die in een grot/stal geboren was, maakte dit de verwarring kompleet. Ooit hoorde ik een Jood zeggen: 'Het kerstverhaal is zo westers dat het nooit in Israël kan hebben afgespeeld. Geen enkele Jood zou een pasgeboren kind in een voerbak leggen, waar onreine dieren* uit kunnen eten en dat nog afgezien het hygiëneprobleem.'
*(bijvoorbeeld de Kameel. Leviticus 11: 4) Drie koningen: Volgens het traditionele verhaal zouden er drie koningen uit het Oosten gekomen zijn. In alle kerststallen zien we dan ook drie mannen met kronen op hun hooft en met ieder een voorwerp (cadeau) in hun hand. Volgens het traditionele verhaal knielen ook zij voor de pasgeboren Jezus neer.
Hoewel we dit verhaal allemaal wel tientallen malen hebben gehoord, is het niet het verhaal zoals het in de bijbel staat. Laten we om te beginnen goed kijken wat er in de bijbel staat: [2] Toen nu Jezus geboren was te Betlehem in Judea in de dagen van koning Herodes zie, wijzen uit het Oosten kwamen te Jeruzalem, [2] en vroegen; waar is de Koning der Joden, die geboren is? Want wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en wij zijn gekomen om Hem hulde te bewijzen. Het woord dat hier vertaald is met wijzen is van oorsprong het Griekse woord 'magos' het was de naam voor een Babylonische en Perzische kaste* van priesters, magiërs, raadgevers en wetenschappers.
*(laag van de bevolking)
Hoewel de rooms-katholieken nog steeds het drie koningen feest vieren, staat in hun eigen 'Catholic Encyclopedia' (katholieke Encyclopedie): 'Zoals het soms gebeurt, een liturgische verwijzing van een tekst, achteraf gezien niet zo goed gekozen zijn als men de historie bekijkt. Ook waren het geen tovenaars: een goede uitleg van het woord 'magoi' wordt niet in de bijbel gevonden, dus is men verplicht in de context van het tweede hoofdstuk van St. Matteus te bekijken. Deze magiërs kunnen niemand anders geweest zijn dan de priesterkaste waar we al eerder naar verwezen [- die van Babylon en Persië -]. De religie van de Magiërs was voornamelijk die van 'Zoroaster' een verboden tovenaarsverbond. Hun astrologie en vermogen om dromen uit te leggen waren de fundamenten om Christus te vinden.'
(Vertaald uit: 'Catholic Encyclopedia') Een voorbeeld hiervan zien we ook in Daniel 5 vers 11 en 12, Als Daniel in ballingschap is in Babylon. 'Er is een man in uw koninkrijk in wie de geest der heilige goden woont, en in wie in de dagen van uw vader verlichting, verstand en wijsheid als de wijsheid der goden, gevonden werd; hem heeft koning Nebukadnessar, uw vader, tot hoofd der geleerden, bezweerders, Chaldeeën en waarzeggers aangesteld, - uw vader, O koning. [12] Omdat dan een uitnemende geest en kennis en verstand, uitlegging van dromen, onthulling van verborgenheden en ontwarring van knopen in hem gevonden wordt, in Daniël, aan wie de koning de naam Beltesassar gegeven heeft, laat dan nu Daniël geroepen worden en hij zal de uitlegging te kennen geven.' De drie koningen zouden volgens de verhalen de volgende koningen zijn: 1. Melgior, koning van Arabië
2. Caspar, koning van Tarsus
3. Baltasar, koning van Ethiopië Iedereen die goed is in aardrijkskunde (of een atlas heeft) zal direct ondekken dat alleen Arabië redelijk ten oosten van Israël ligt. Tarsus ligt ver ten noorden van Israël en Ethiopië ligt ver ten zuiden van Israël. Er is nog iets opvallend aan het verhaal, lees de tekst uit Matteus 2 nog eens en ondek dat er niet over drie 'wijzen' gesproken word, maar gewoon over 'wijzen'. Dat kunnen er twee zijn maar ook honderd. 'In de oosterse traditie heeft 12 de voorkeur. Vroeg christelijke kunst is geen maatgever:
·
Een schilderij op het kerkhof van St. Peter en Marcellinus laten er twee zien.
·
Een in het Lateran Museum, drie;
·
Een in het kerkhof van Domitilla, vier; · Een vaas in het Kircher Museum, acht.'
(Vertaald uit: 'Catholic Encyclopedia') Men neemt wel eens aan dat het getal drie is ontstaan vanwege de drie giften die ze bij zich hadden. Toch zal straks duidelijk worden dat hier een nog veel belangrijkere reden achter zit. Er is nog iets dat helemaal niet klopt met het 'traditionele' kerstverhaal. Volgens de 'traditie' zouden de wijzen uit het Oosten de stal binnenkomen en de baby Jezus aanbidden, maar dat is niet wat er in de bijbel staat in Matteus 2: '[9] Zij hoorden de koning aan en reisden weg; en zie, de ster, die zij hadden gezien in het Oosten, ging hun voor totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het kind was. [10] Toen zij de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde. [11] En zij gingen het huis binnen en zagen het kind met Maria, zijn moeder, en zij vielen neder en bewezen hem hulde…' Er staat hier heel duidelijk 'het kind' vertaald van het Griekse woord 'paidion'. Dat woord betekent een jong kind en zeker geen baby of zuigeling. Het staat ook in duidelijk contrast met de boodschap van de engel aan de herders in Lucas 2 vers 12: '…Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld..' De statenvertaling zegt 'kindeke', wat duidelijker aangeeft dat het hier om een baby gaat. Het Griekse woord dat hier gebruikt is is 'brephos' en dat betekent embryo of pasgeboren baby. Ook staat er in Matteus 2 vers 11 dat ze een huis binnen gingen en geen herberg of stal. Ook staat er niet dat ze het kind zagen liggen in een bak of iets dergelijks. Niets van dat alles.
Er is nog een duidelijke reden waarom we kunnen weten dat de wijzen niet bij de geboorte geweest kunnen zijn. We vinden dat in Lucas 2 vers 22 t/m 24: '..brachten zij Hem naar Jeruzalem om Hem de Here voor te stellen, [23] gelijk geschreven staat in de Wet des Heren: Al het eerstgeborene van het mannelijke geslacht zal heilig heten voor de Here [24] en om een offer te brengen overeenkomstig hetgeen in de Wet des Heren gezegd is, een paar tortelduiven of twee jonge duiven.' Volgens de wet gold dit als een offer voor arme mensen! In Leviticus 12 vers 2 t/m 7: 'De HERE sprak tot Mozes: preek tot de Israëlieten:
Wanneer een vrouw moeder wordt en een kind van het mannelijk geslacht baart, dan zal zij zeven dagen onrein zijn; als in de tijd van haar maandelijkse afzondering zal zij onrein zijn. [3] En op de achtste dag zal het vlees van zijn voorhuid besneden worden. [4]Drieëndertig dagen zal zij blijven in het reinigingsbloed; niets heiligs zal zij aanraken, naar het heiligdom zal zij niet komen, totdat de dagen van haar reiniging vervuld zijn. [5] Indien zij echter een kind van het vrouwelijk geslacht baart, zal zij twee weken onrein zijn zoals in haar maandelijkse afzondering; zesenzestig dagen zal zij blijven in het reinigingsbloed. [6] Als de dagen van haar reiniging vervuld zijn, zal zij voor een zoon of voor een dochter een éénjarig schaap ten brandoffer, en een jonge duif of tortelduif ten zondoffer, naar de ingang van de tent der samenkomst tot de priester brengen. [7] Deze zal het voor het aangezicht des HEREN offeren en over haar verzoening doen; dan zal zij rein zijn van haar bloedvloeiing. Dit is de wet voor haar die gebaard heeft, hetzij het een kind van het mannelijk of van het vrouwelijk geslacht betreft. [8] Indien echter haar vermogen niet toereikend is voor een stuk kleinvee, dan zal zij twee tortelduiven of twee jonge duiven nemen: de ene ten brandoffer en de andere ten zondoffer, en de priester zal over haar verzoening doen, en zij zal rein zijn.' We lezen hier dat Maria 8 dagen tot de besnijdenis en toen nog eens 33 dagen moest wachten met het offer. Dus 41 dagen na de geboorte van Jezus was Maria nog steeds arm want ze offerde 'een paar tortelduiven of twee jonge duiven.' En had blijkbaar geen geld voor een stuk kleinvee. Als ze de geschenken van de 'wijzen' toen al gehad zouden hebben was ze rijk genoeg geweest! Dit lost tevens een ander probleem op. Matteus 2 vers 13 vertelt dat Jozef en Maria direct na het bezoek van de 'wijzen' vluchten naar Egypte. Terwijl Maria volgens Lucas 2 vers 22, 41 dagen na de geboorte nog naar Jeruzalem gaat om duifjes te offeren. Deze schijnbare tegenstelling wordt door sceptici vaak aangegrepen om aan te geven dat de verhalen elkaar tegenspreken, maar dat is dus niet waar. Als we weten dat de 'wijzen' pas veel later op bezoek kwamen, had Maria meer dan genoeg tijd om duifjes te offeren. Het verklaart ook een beetje waarom alle kinderen van 2 jaar en jonger (Matteus 2 vers 16) omgebracht werden en niet alleen alle baby's. Herodes had immers nauwkeurig navraag gedaan wanneer de wijzen de ster hadden gezien (Matteus 2 vers 7). Hij kon dus kennelijk ongeveer uitrekenen hoe oud Jezus geweest moest zijn. Nu weten we dat het niet om 'koningen' ging maar om 'wijzen'.
Dat de 'wijzen' niet bij de geboorte waren, maar pas later kwamen.
Dat het aantal niet drie was, maar onbekend.
Als dit duidelijk is zal iedereen zich afvragen hoe het zo ver heeft kunnen komen dat het 'altijd' verkeerd is verteld.
Er zijn wel verhalen waarin drie koningen (hier gaat het dus niet om wijzen!) een pasgeboren baby, die op 25 december uit een maagdelijke moeder geboren was, komen bezoeken. Helaas horen deze drie koningen beslist niet thuis in ons kerstverhaal. Een van die verhalen/legendes is het verhaal dat drie koningen de baby Tammuz* komen bezoeken. Deze drie koningen waren of verwezen naar Sem Cham en Jafet de drie zonen van Noach. Of een afgezant van hen. Omdat zij de grondleggers waren van de nieuwe wereld is het heel normaal dat naar hen als koningen werd verwezen. Het is een redelijk aannemelijk verhaal omdat Tammuz het achterkleinkind van Cham was. Omdat Tammuz de 'gereïncarneerde' Nimrod zou zijn, de machtigste man op aarde, is het sowieso al heel aannemelijk dat koningen komen om hem te eren. Ook in de katholieke encyclopedie word naar deze mogelijkheid verwezen. 'Als we puur naar de legendes zouden kijken, vertegenwoordigen ze (de drie koningen) de drie families die voortkwamen uit Noach.'
(Vertaald uit: 'Catholic Encyclopedia') Ook in het verhaal van Mitras* komen de koningen voor. Hoewel de god Mitras officieel uit Perzië** komt beleefde hij zijn grootste bekendheid in het Romeinse rijk rond de eerste 300 jaar na de geboorte van Jezus. Gerekend vanuit Rome, het middelpunt van de Mitras cultus, zouden de koningen inderdaad uit het oosten gekomen zijn. Omdat veel bekeerlingen uit de eerste christentijd uit het Mitras geloof kwamen is ook deze mogelijkheid aannemelijk.
*(Mitras was de geïncarneerde god uit het 'Saturnalia' feest van de Romeinen. Zie ook Hoofdstuk 3)
**(Perzië = tegenwoordig Iran)
Naast deze voorbeelden, zien we ook sporen van heidense driekoningen gebruiken in Europese landen. 'Hoe oud het gebruik is weten wij niet, maar in Stubbe's Anatomy of Abuses in Engeland van 1583 wordt een Driekoningenfeest, dat vrij zeker als een oudere en meer heidense vorm van het feest kan worden beschouwd, als volgt beschreven: De jongemannen van een kerspel kiezen met Driekoningen een aanvoerder, die zij plechtig tot koning kronen. Deze kiest dan twintig, veertig, zestig of honderd volgelingen voor zijn erewacht. Deze kleden zich in lichtkleurige gewaden, zoals lichtgeel of lichtgroen en tooien zich met linten en sjerpen, gouden ringen en edelstenen. Om elk been knopen zij twintig tot veertig bellen en zij dragen een zakdoek in de hand en soms een kruis over de schouder. Behalve dit voeren zij hun hobby-horses met zich mede, of ook wel hun draken e.d. en hebben zij trommelslagers en pijpers bij zich om hun duivelsdans (! ) te spelen. Dit heidens (! ) gezelschap trekt dan naar de kerk en dringt zelfs binnen, terwijl de geestelijke aan het preken is. Dansende en met hun zakdoeken zwaaiende als geïncarneerde duivels maken zij zoveel geraas, dat niemand zijn eigen stem kan verstaan. Daarop gaan zij naar het kerkhof, waar zij hun priëlen en tenten hebben opgeslagen en dansen daar dag en nacht. Wij hebben hier een voorbeeld van een geraasmakende ommetocht, waarvoor het centrale punt de oude gewijde plaats is: de thans christelijke kerk met het kerkhof. De minachting voor het christelijk geloof blijkt wel daaruit, dat de deelnemers de kerkdienst verstoorden, zonder dat de autoriteiten daaraan, blijkbaar lange tijd, paal en perk aan konden stellen. Zij worden dan ook heidens genoemd en hun dans heet een duivelsdans.
Blijkbaar heeft de Kerk er later een christelijke tint aan gegeven en in plaats van de ene gekozen koning - het zinnebeeld van de godenkoning Wodan, die met zijn einherjar rondtrekt - heeft men een drietal koningen ingevoerd, waarvan er een zwart zou zijn. Hoewel dit op geen enkel bijbels gegeven steunt'
(Noordeuropese mysteriën en hun sporen tot heden door: F.E. Farwerck) Dat het hier om een drietal ging dat onder leiding van Wodan stond ligt voor de hand. Het drietal Wodan, Donar en Frya, trokken volgens legendes de wereld door en beleefden van alles. Omdat Wodan een god van de doden was werd hij wel vaker afgebeeld met een zwart gezicht. Ook blijkt het dat 26 december een speciale dag was die aan Wodan was gewijd. Dat men dus al bepaalde feesten en rituelen had rond die tijd is dus niet verwonderlijk. In het begin van de kerk in Europa stond de kerk oogluikend toe, dat bepaalde heidense rituelen in gebruik bleven. Het duurde tot 743 voor Bonifacius de 'Indiculus superstitionum et paganiarum'* opstelde. Toen dit na jaren nog niet voldoende werkte heeft men besloten de meest gangbare heidense gebruiken en feesten te 'kerstenen'**
*(Dit stuk werd in 743 op het concilie van Leptines opgesteld. Het beschreef in ongeveer 30 paragraven welke heidense gebruiken uit de kerk moesten worden gebannen.)
**(Het vervangen van heidense gebruiken door 'Christelijke' rituelen of feestdagen)
Er zijn nog een aantal zaken die besproken zouden kunnen worden, maar het lijkt ons voldoende om het bij deze punten te houden. Sommige verschillen hebben ook te maken met kerkelijke traditie. Iedereen is uiteindelijk in staat om alles nog eens opnieuw te bekijken. Een paar belangrijke punten hebben we er uitgelicht, maar dat betekent niet dat dat het enige is waar misverstanden over bestaan.